528
17 DECEMBER 1952
anders het bestuur naar locale behoeften en de belangstelling van
de burgerij in het bestuur van d'e eigen gemeente. Daarom is het
nodig dat de raad uiteindelijk de verantwoordelijkheid draagt voor
alle plaatselijke overheidsbemoeiing.
In uw antwoord nu staat op pagina 13 in de 6e alinea van het
omtrent Hoofdstuk III gestelde, dat U, Mijnheer de Voorzitter,
in beginsel bereid zijt onverplicht antwoord te geven op de ge
stelde vragen betreffende de politie, voor zover de raad daarmede
zijn voordeel kan doen. Uit dat antwoord blijkt dat U van oordeel
is dat U niet verantwoordelijk is Voor hetgeen U als hoofd der po
litie doet, aan de raad.
Ik waardeer het dat U bereid is de vragen te beantwoorden.
Ik betreur het, dat U er aan heeft toegevoegd dat U daartoe niet
verplicht zijt en dat U het alleen zult doen, als de raad er zijn
voordeel mee kan doen; dit is, naar uw oordeel er zijn voordeel
mee kan doen. Anders valt dit niet te lezen: uit het feit dat de
vragen gesteld worden blijkt dat de raad meent met de beant
woording zijn voordeel te kunnen doen. Of het moest zijn dat U
een raadsbesluit tot het stellen van een vraag nodig acht.
Ik betreur die toevoegingen omdat zij een stap terug betekenen.
Wettelijk heeft U gelijk. De gemeentewet heeft U, burgemeester,
de politiezorg opgedragen. Ik citeer thans het handboek van Pro
fessor van der Pot, Hoogleraar in het Staatsrecht pag. 518:
„Het ligt in het systeem der wet, zoals wij zagen, dat aan de
raad door de beide andere organen verantwoording schuldig is voor
het aan hen opgedragen autonome bestuur. Zo was het dan ook
vóór de wetswijziging van 1931, al betwistte men wel eens de
individuele verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders.
Sindsdien is deze, naast de gezamenlijke verantwoording, komen
vast te staan dochbeperkt tot het door het college gevoerde
bestuur van de huishouding der gemeente (art. 216) zodat de taak
van de burgemeester ter handhaving van de openbare orde er
buiten valt. Vrees voor inmenging van de raad in de rijkspolitie
taak, waar hij inderdaad niet mee te maken heeft, heeft hierbij
een rol gespeeld doch ten onrechte. Een voldoend scherpe redactie
had deze kunnen verhinderen en het is niet juist dat de burge
meester thans de raad kan houden buiten de wijze waarop hij
zijn zuiver gemeentelijke politietaak vervult. Wat erger is, het
systeem der wet is er door geschonden".
Uw voorganger heeft na een debat over dit onderwerp, steeds
royaal alle inlichtingen gegeven en de mening van de raad ter
kennis genomen. Ik vertrouw dat dezelfde bereidheid bij U, Mijn
heer de Voorzitter, aanwezig is. Het viel ook wel uit uw ant
woord op te maken doch de toevoegingen maakten mij enigszins
huiverig: ik weet gaarne hoe de zaken staan. Vandaar dat ik op
dit punt een antwoord Vraag dat wat minder met voorbehoud
wordt gegeven.
In een tweede opmerking proef ik een zekere onwil om de. raad
meer dan de algemene lijn te laten behandelen. Op pagina 1 van
uw antwoord aan het slot van de tweede alinea, zegt U dat U
steeds zult trachten de rechten van de raad te handhaven en voorts
dat een meer efficiënte werkmethode mogelijk moet zijn alsmede
dat een voorgeschreden neiging om in details af te dalen bij de
raad aanwezig is.
Dat uw college slechts zou trachten de rechten van de raad
te handhaven kan ik bezwaarlijk aannemen. U zult natuurlijk
die rechten handhaven. Het woord „trachten" in deze zin lijkt mij
een vergissing. Deze zin sloeg op de bemerking door de raad