17 DECEMBER 1952 529 gemaakt dat in vele gevallen uw college een besluit neemt en uit voert en dan achteraf de raad om goedkeuring vraagt. Ik erken dat er gevallen zijn waarin een snelle beslissing nodig is. Het vertrouwen dat tussen uw college en de raad bestaat, is dan voldoende basis om U dat 'oes'luit mogelijk te maken. Maar dat geldt alléén voor de gevallen waarin ook naar het oordeel van de raad, uitstel niet geduld kon worden. En die gevallen zijn zeldzamer dan het lijkt. Het is, alweer, geien kwestie van „prestige" die hier aan de orde is maar een vraag naar de verantwoordelijkheid. Nu U in uw antwoord zo duidelijk is geweest, moge ik ook wel duidelijk zijn: alleen in zéér bijzondere gevallen dient uw college vooruit te lopen op een raadsbesluit. In veruit de meeste gevallen is een raadsbesluit nog wel te verkrijgen. De ambtelijke molen maalt niet zo snel dat de tijd, desnoods in een spoedvergadering, ontbreekt. De raad van zijn kant is altijd nog bereid geweest om uw college te machtigen zonder dat nog een volledige behandeling mogelijk was, tot het verrichten van voorbereidende handelingen die geen uitstel ge dogen. Dat de raad sneller en korter zou kunnen beraadslagen wil ik niet ontkennen. De vraag is echter gerechtvaardigd of een der gelijke meer summiere behandeling de waarde der besluiten niet zou aantasten. Ik meen van ja. Juist het gesprek, het horen van voor en tegen dikwijls zeer uitvoerig, brengt veelal een zaak to* klaarheid. Zonder iets af te doen aan het oordeel van uw college meen ik toch te mogen opmerken dat U nog wel eens iets ont gaat. Mijnerzijds zou ik willen opmerken dat een meer gedegen voorbereiding van sommige prae-adviezen de discussie zou hebben bekort. Dat de raad te veel detailkwesties zou behandelen, meen ik te moeten ontkennen, de raad behandelt wat hij moet behandelen. Hij wil dat goed doen. Het belang van een enkele burger behoort evengoed ernstig te worden overwogen als dat van de hele bur gerij. Het enige wat ik mij op dit punt wel eens heb afgevraagd is of diverse bij de rondvraag gestelde vragen niet beter aan de betrokken dienst hadden kunnen worden gesteld en eerst bij ne gatief resultaat in de raad. Ik kan niet beoordelen of dat niet reeds was gebeurd en wil daarom slechts deze gedragslijn aan bevelen. Bij de behandeling van de vorige begroting heb ik, zoals meer deren, mijn bezorgdheid uitgesproken over de financiële positie van de gemeente. Een diep financieel inzicht was niet nodig om te kunnen bemerken dat de kansen niet goed waren. En ze zijn niet goed gebleken. Thans is er een groot tekort. Terecht, m.i., hebben enkele raadsleden er op gewezen, dat zij reeds vorig jaar bezorgd waren, zulks in tegenstelling met uw College. Inderdaad was de toestand toen reeds zorgwekkend. En ik meen dat ook wer kelijk wel enkele besluiten zijn genomen die „zuiniger" hadden kunnen uitvallen, hoewel ik uw college daarvan toch geen verwijt wil of mag maken. Ik denk hier aan de twee complexen die voor de brandweer werden aangekocht; achteraf bleek dat deze voor brandweerkazerne niet geschikt waren. Als de raad het hoofd orgaan van de gemeente is en wil zijn, is hij ook verantwoordelijk Voor déze gang van zaken, zover daarvoor iemand verantwoorde lijk kan worden geacht. De dcor uw college aangegeven oorzaken van de achteruitgang der gemeentelijke financiën zijn zeker juist aangegeven. Ik kan dan ook slechts nogmaals als vorig jaar op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 529