17 DECEMBER 1952 535 omvang, een uitzonderingspositie inzake de financiële verhouding inneemt, is er reden; om te trachten een verhoging van de uitkering te verkrijgen. De commissie-Oud heeft een nieuwe regeling opgesteld, welke binnenkort in de Kamer zal worden behandeld. Naar de mening van spreker zal deze nieuwe basis ook te „oud" zijn. Hij wil hier mede niets ten nadele van de voorzitter van deze commissie zeggen. De regering heeft het ook zeer moeilijk; allereerst is de bewapening aan de orde, zodat de gemeenten niet alles krijgen wat ze verwach ten. Het rijk kan zijn moeilijkheden ook niet zo maar met een hand omdraai verzetten. Ten aanzien van de sociografische dienst deelt spreker mede, dat hij, naar zijn persoonlijk gevoelen, daarvan geen grote verwachtin gen koestert, omdat deze dienst voor de gemeente richtlijnen zal dienen te geven voor een efficiënte werkwijze. Men moet hiervoor de beschikking hebben over personen met voldoende kennis van alle takken van dienst en inzicht in alle problemen bij deze diens ten. Vroeger heeft men ook iemand gehad, die voor Breda een on derzoek instelde, de resultaten waren onbevredigend. De commissie voor de gezinslasten weet niet goed hoe zij tot een oplossing moet komen. Men weet wel waarheen, doch de grote moeilijkheid is om tot een eindconclusie te komen. Dr Veldkamp die in deze aangelegenheid zo uiterst deskundig was, heeft ook te kennen gegeven, dat men van het rapport niet te veel moet ver wachten. Het rapport zal alleen bepaalde richtlijnen kunnen geven. De uitwerking en de details behoren bij andere commissies thuis. Met betrekking tot de door de heer Stubenrouch kenbaar ge maakte wens inzake de oprichting van een tweede ambachtsschool, deelt spreker mede, dat hij het in deze met de heer Stubenrouch eens is. Het is jammer dat wegens gebrek aan ruimte en voldoende outillage leerlingen voor de ambachtsschool moeten worden afge wezen. Het is zeer ernstig voor degenen die zodoende niet de kans hebben om zich voor een vak te bekwamen, terwijl de huidige in dustrialisatie zoveel vakbekwame mensen nodig heeft. Wat de sportstichting betreft zegt spreker met belangstelling de voorstellen en adviezen tegemoet te zien. Het college is het met de heer Stubenrouch eens dat het sportwezen zoveel mogelijk gede centraliseerd moet worden, opdat de sport meer tot de jeugd kan worden gebracht. Zodra Burgemeester en Wethouders de definitieve cijfers bekend zijn, zal een financieel verslag van de stichting Breda Oranjestad aan de raad worden overgelegd. Er zijn op het ogenblik nog afwik kelingen gaande, zodat men nog niet tot een definitieve afsluiting is kunnen komen. Met de heer Jongbloed is spreker het eens dat het nodig is de tering naar de nering te zetten; dit spreekwoord heeft waarde. Als dit voor Breda echter letterlijk zou moeten worden toegepast, dan zouden Burgemeester en Wethouders zich beperkingen op moeten leggen, welke de uitbreiding van de stad en de uitvoering Van wer ken zouden schaden. Spreker ziet de toekomst niet zonder zorg tegemoet. Wat nodig is moet echter gebeuren. Het rijk kan| de ge meenten toch niet loslaten. Daarnaast zal men zich echter bij ieder vraagstuk moeten afvragen of de uitvoering ervan verantwoord is. Hij is het met de heer Jongbloed derhalve volkomen eens waar deze zegt dat een voorzichtig beleid moet worden gevoerd. Spreker heeft geconstateerd dat de raad ervan overtuigd is dat het onderwijs ten volle het zijne moet hebben; het onderwijs moet op behoorlijk peil gebracht en gehouden worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 535