18 DECEMBER 1952
543
gerekend is op de wens van de verbruikers om van het gewone
recht over te gaan op het vastrecht.
Een daling van het gewone lichttarief met 231.000 kwh tegen
over een stijging van 214.000 kwh voor het vastrechttarief lijkt ons
niet verantwoord.
Hierin is wel gerekend op een daling van het gemiddelde ver
bruik, doch is geen rekening gehouden met de uitbreiding van het
aantal aansluitingen.
Wel is het grootverbruik met 1.050.000 kwh gestegen, doch dit
houdt n.o.m. generlei verband met het aantal nieuwe woningen en
samenwoningen, waardoor toch het gezamenlijk verbruik moet
stijgen.
Bij het gasbedrijf is wel buitengewoon rekening gehouden met
een stijging van het vastrecht n.l. 925.000 m3 en 550.000 m3.
Het gasverbruik gewone meter en muntgas zou naar raming
moeten dalen met resp. 260.000 m3 en 175.000 m3.
De gemiddelde opbrengst per m3 was in 1952 geraamd op 13,6
ent., terwijl hij in 1953 wordt geraamd op 13,42.
Deze ramingen van ontvangsten deden ons vermoeden, dat ook
bij andere begrotingsposten de voorzichtigheid te zeer zou zijn
betracht.
Nu echter Burgemeester en Wethouders blijkbaar van mening
zijn dat dit niet het geval is, zou ik er toch op willen aandringen
alle oirbare middelen aan te wenden om te voorkomen, dat we
tezeer onder voogdij van de Overheid komen.
Het komt ons zeer onrechtvaardig voor, dat de normale uitkering
uit het gemeentefonds nog steeds geen rekening heeft gehouden
met de stijging van de noodzakelijke onkosten dezer gemeente in
verband met het verzorgingspeil.
De heer VERMEULEN bespreekt thans de vraag in het Centraal
Rapport over de toename van de omzet van het aantal gebruikte
kwh. en het antwoord van Burgemeester en Wethouders daarop.
Naar zijn mening is de schriftelijke voorbereiding onvoldoende. Aan
de hand van cijfers toont spreker aan, dat het antwoord van Bur
gemeester en Wethouders op de desbetreffende vraag naar zijn
mening onjuist is. Bovendien zijn naar sprekers oordeel de ramin
gen niet reëel. Of de raming 1952 is te hoog geweest of de raming
1953 is onjuist.
Wethouder ROMSOM antwoordt op de vraag van de heer Van
Swol, dat uit diverse contacten en inlichtingen is gebleken, dat ook
elders de ontwikkeling van de medezeggenschapscommissies jaren
vergt. Overigens zijn er nog grotere gemeenten waar de instelling
van dergelijke commissies pas in voorbereiding is (b.v. Eindhoven).
Bij de ontwikkeling van de medezeggenschapscommissies voor de
verschillende gemeentelijke diensten mag niet uit het oog worden
verloren, dat de structuur van de diensten zeer verschillend is, zo
ook de personeelsbezetting. Bij een groter bedrijf, met ambtenaren
en werklieden, zal ook in de toekomst de betekenis van de mede
zeggenschapscommissies een andere zijn dan b.v. die voor de secre
tarie. Het aantal en soort onderwerpen, dat in de huidige phase
van de ontwikkeling voor bespreking in aanmerking komt, is ook
verschillend.
Bij een der grotere bedrijven (n.l. Openbare Werken) is men
reeds gekomen tot een regelmatig vergaderen (ongeveer eens in
de 2 a 3 maanden). De indruk bestaat, dat ook bij de andere grotere