18 DECEMBER 1952
551
„dat zij van vele moeilijkheden aan het afbetalingssysteem ver-
„lost worden
en verder
„uit concurrentieoverwegingen zijn zij die de duurdere gebruiks
goederen verkopen, toch veelal gedwongen aan hun afnemers af-
„betalingserediet te verlenen. Wel staan voor hen verschillende
„wegen open die hen behulpzaam kunnen zijn bij informatie naar
„de credietwaardigheid van credietvragers, de incasso der af be
talingstermijnen enz., doch dit gaat met grote kosten gepaard
„terwijl de financiering van deze credietverstrekking te hunnen
„laste blijft hetgeen, vooral tegenwoordig tot grote moeilijkheden
„aanleiding kan geven. Door aansluiting bij het Instituut worden
„zij van deze moeilijkheden gevrijwaard doordat zij voor de volle
„prijs der aangekochte goederen contant worden betaald en geen
„bemoeiingen meer hebben met de afbetaling en informatie over
„personen."
Ik vind, Mijnheer de Voorzitter, de hier opgesomde voordelen zijn
ook en vooral in financieel opzicht nog al van belang.
Aan het slot van bovengenoemd voorstel deelt U verder nog
mede:
„Wij achten het wenselijk hierop nu reeds te wijzen daar het niet
„onmogelijk is dat de personeelsbezetting der Volkscredietbank als
„gevolg van het aangaan der meervermelde overeenkomst met het
„financieringsinstituut na verloop van tijd uitbreiding zal behoeven,
„waarvan de kosten echter door de /-mindere-/ credietverstrekking
„zullen kunnen worden bestreden."
Deze laatste aanname, Mijnheer de Voorzitter, is nu inmiddels,
gegeven de tariefsverhogingen, wel gebleken niet juist te zijn, inte
gendeel, ondanks de meerdere credietverstrekking zijn de kosten ge
stegen en is het voor de credietnemer duurder geworden geld te
lenen. Ik heb in Uw bovengenoemd voorstel ook trachten te achter
halen wat nu wel de voordelen waren voor de credietnemer. Ik ben
er niet in geslaagd veel te ontdekken. De meeste hebben de strekking
de credietnemer te beschermen tegen zich zelf door hem o.a. te be
hoeden voor het aangaan van te grote verplichtingen, door het
sparen te bevorderen, door overcreditering tegen te gaan en het is
voor mij persoonlijk nog zeer de vraag of op deze punten nu juist
wel enige vooruitgang is geboekt. Het zou daarom interessant zijn
te vernemen hoe het resultaat is van een der doelstellingen van
het Instituut, n.l. de bevordering van het sparen vooraf.
Laten wij na bovenstaande vaststellingen nagaan hoe het nu
eigenlijk gesteld is met de verdeling van de kosten tussen Instituut
en credietnemers.
Aanvankelijk bedroeg de vergoeding voor administratiekosten
2,8 van de hoofdsom bij maandelijkse aflossing en 3,8 bij weke
lijkse of tweewekelijkse aflossing. Door de voorgestelde verho
gingen worden deze percentage's thans 4 respectievelijk 5 van
de hoofdsom. Tezamen met de rentevergoeding van 4 bedragen
de door de credietnemer te betalen kosten respectievelijk 8 of 9
Als ik dan in de mededeling van Burgemeester en Wethouders in
hun voorstel tot tariefsverhoging lees, dat de tarieven in verge
lijking met elders gunstig afsteken en aan de lage kant zijn, dan
vraag ik mij toch wel af wat de credietnemers daar dan wel moeten
betalen en in hoeverre dat dit dan nog gezien kan worden als een
verantwoorde wijze van verlening van volkscrediet. Stellen wij