552 18 DECEMBER 1952 tegenover dit percentage nu eens de kostenvergoeding door het financieringsinstituut. Ik bepaal mij daarbij voor mijn berekening tot de over het jaar 1953 te verstrekken leningen. Taxeren wij, ik meen aan de voor zichtige kant, het uit te lenen bedrag via dit instituut op 1.000.000.(50 van het totale bedrag) dan blijkt dat het in stituut in totaal 6000.of 0,6 van deze omzet betaalt. Zij betalen geen rente van de verstrekte credieten, daar dit geheel ten laste van de credietnemers wordt gebracht. Houden wij rekening met een rentevergoeding aan het financieringsinstituut voor het renteloos ter beschikking gestelde bedrag van 25 a 30.000.dan nog bedraagt de vergoeding niet meer dan 0,7% van de omzet. Zij krijgen daarvoor betaald de volle prijs der goederen. Deze 0,7 zouden dan volgens mededeling van Burgemeester en Wethouders de werkelijke kosten voor de stichting dekken. Ik beschik niet over gegevens om na te gaan welke marge ge calculeerd wordt in de verkoopprijzen om de administratiekosten te kunnen dekken. Ik neem echter aan dat dit percentage hoger ligt dan 0,7 Tevens zal de verhoogde omzet welke het gevolg is van deze credietverstrekking de overige vaste kosten van de onderneming doen dalen, kortom Mijnheer de Voorzitter, zie ik nog geen aanleiding om mijn vraag door Uw antwoord voldoende weer legd te zien. Er zit bovendien in de hele opzet van dit geval een risico element, waarop U in Uw prae-advies met betrekking tot de tariefswijziging ongewild de aandacht vestigt waar U schrijft: „Mocht evenwel het uit te lenen bedrag minder bedragen dan de raming, dan wordt de verhouding tussen baten en lasten ongunstiger dan nu is ge raamd, omdat niet is te verwachten dat de uitgaven evenredig zullen dalen. Inderdaad, Mijnheer de Voorzitter, hier komt een risico element naar voren hetwelk door de gemeente volledig wordt gedragen. U zult het n.l. toch wel met mij eens zijn, dat het niet mogelijk is deze eventuele kosten van onderbezetting door te be lasten aan de credietnemers. Hoe staat het in deze dan met de medeverantwoordelijkheid van het Instituut dat in zo belangrijke mate tot deze uitgroei heeft bijgedragen. Ik zou t.a.v. dat punt ook nog gaarne Uw mening horen. Tenslotte nog een suggestie mijnerzijds, Mijnheer de Voorzitter, aan Uw College. Wij bezitten hier in de gemeente een hypotheekbank waar vrijwel niets omgaat. Voor deze instelling is een raadscommissie ingesteld. Wij beschik ken over een Volkscredietbank waarbij zowel voor de gemeente als de gemeenschap grote belangen op het spel staan. Hiervoor wordt geen commissie uit de Raad benoemd. Ik zou het erg op prijs stellen van Uw College te vernemen of dit niet van oordeel is dat het alle zin heeft ook daarvoor een commissie uit de Raad te doen instellen. Wethouder MEIJS antwoordt, dat hij zal proberen, de heer Ver meulen, die nog al veel cijfers heeft gegeven, zo goed mogelijk te antwoorden. Het zou mogelijk zijn de administratiekosten juist uit te doen rekenen. Thans worden globale bedragen aangenomen, waarvan de cijfers meer dan voldoende zijn. Een andere bron van inkomsten is de mindere rente, die aan het bedrijf in rekening wordt gebracht. Spreker stelt zich voor te gelegener tijd dit alles nog eens na te gaan. Het is wel nodig geweest de vergoeding voor de administratiekosten hoger te stellen, omdat het bedrijf niet winstgevend was. Overigens moet de gemeente haar eigen tarieven stellen en zich niet laten leiden door andere gemeenten. Het bedrijf

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 552