558
18 DECEMBER 1952
zuivering ten laste van de gemeente komen.
De begroting van het Vervoerbedrijf en die van de
Hypotheekbank worden hierna zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De VOORZITTER stelt aan de orde de begroting van Openbare
Werken.
De heer BRAAKHUIS wijst op het tekort aan samenwerking
tussen de hoofden van de Gemeentelijke diensten en voegt hieraan
het volgende toe.
De invloed en de macht van de leidende functionarissen bij de
verschillende bedrijven van de gemeente is in tegenstelling van die
bij de administratie echter van veel grotere betekenis op het beleid
van Burgemeester en Wethouders.
De omvang van de bedrijven in een gemeente als Breda is zo
groot, dat onwillekeurig de opvatting wordt gehuldigd dat men
met zelfstandige ondernemingen te maken heeft. Hierbij worden dan
de verhoudingen uit het oog verloren en ontwikkelen zich tegen
stellingen, welke de Raad niet kan en ook niet mag dulden.
Men vergeet dan zo gemakkelijk dat deze functionarissen ook
ambtenaren zijn, belast met een hun toegewezen taak, die zij heb
ben uit te voeren overeenkomstig de richtlijnen welke hun door
het Bestuursorgaan worden gegeven. Daarnaast hebben zij natuur
lijk eigen initiatieven te nemen en deze zo nodig met goed
keuring van Burgemeester en Wethouders of van de Raad uit
te voeren. Maar niet getolereerd kan worden dat zij uit eigen
beweging beslissingen nemen over zaken, welke aan de Raad ter
beslissing zijn voorbehouden.
Ik moge hier wel bijzonder de aandacht vragen voor de dienst
van Openbare Werken. Naast veel lof voor de activiteit van deze
dienst, is toch zeer zeker ook critiek op zijn plaats. Deze critiek
betreft grote en kleine zaken en uiteraard komen er over de kleine
zaken de meeste klachten, omdat hierbij gewoonlijk de belangen
van kleine mensen betrokken zijn; voor grotere zaken wendt men
zich meesttijds wel tijdig tot de Raad.
Vooral ten aanzien van de eersten behoort men zich te onthouden
van positieve uitdrukkingen of ontmoedigende verklaringen. Ik zal
mij onthouden voorbeelden aan te halen van uitdrukkingen, die
maaif al te vaak niet op hun plaats zijn en welke blijkbaar dan ook
geen andere strekking hebben dan de belanghebbende kopschuw te
maken en hem te weerhouden van het doen van verdere stappen.
Ook het onder zich houden van verzoeken of het niet oordeel
kundig verwijzen van verzoekers naar de instantie, waar zij voor
hun belangen moeten zijn, schijnt al te veel voor te komen.
Door handelingen als deze wordt een machtsmonopolie ingeno
men, waardoor schade aan het gezag van de Raad wordt aan
gedaan.
Hetzelfde doet zich voor en men zou dan zelfs van een zekere
misprijzing kunnen spreken wanneer een betrokken dienst aan
verzoeken van de Raad geen gevolg geeft, aannemende dan dat
deze verzoeken op normale wijze zijn doorgegeven.
Ik wil hiervoor bijv. wijzen op de onbevredigende toestand van
het open terrein aan de Baronielaan, eigendom van de gemeente,
waarover reeds meermalen vragen zijn gesteld en aandrang tot
verbetering is uitgeoefend, doch waaraan niets geschiedt en ook