562 18 DECEMBER 1952 Wethouder VAN HAPEREN antwoordt de heer Stubenrouch, dat de bomen en heesters „ter plaatse" worden gekeurd. Dit kan dus ook buiten Breda zijn. De heer Stubenrouch wil echter de vraag stellen, waarom er niet meer in Breda wordt gekocht. In het ver leden kon de klacht worden geuit, dat door de dienst teveel buiten de gemeente werd aangeschaft. Hierover is door spreker contact opgenomen met de Directeur en werd deze aangelegenheid afdoende geregeld. Indien er thans nog klachten zijn, verzoekt spreker deze hem door te geven. Onvolwaardige arbeidskrachten kunnen, indien er bij de dienst de mogelijkheid tot plaatsing bestaat, worden tewerkgesteld. Met de door de heer Wezenbeek gedane suggestie zal spreker rekening houden. Wethouder ROMSOM merkt op, dat het thans moeilijk is onvol waardige arbeidskrachten te werk te stellen bij de dienst der Be plantingen, omdat deze dienst thans een overschot van personeel heeft. Bij afvloeiing van het personeel, kunnen inderdaad minder- validen tewerk gesteld worden. Zonder nadere beraadslaging wordt de begroting voor de dienst der Beplantingen goedgekeurd en vastgesteld. Begroting van inkomsten en uitgaven voor de dienst 1953 van de gemeente Breda. Gewone dienst. Hoofdstuk I: vroegere diensten. Zonder nadere beraadslaging wordt dit hoofdstuk goed gekeurd en vastgesteld. Hoofdstuk II: algemeen beheer. De heer VAN GILS zegt, dat op vele gemeente-secretarieën het instituut van volontairs bestaat. Deze jonge krachten worden bij de werkzaamheden ingeschakeld, doch niet gesalarieerd. Spreker vraagt, of bij de gemeente Breda ook volontairs werkzaam zijn. De VOORZITTER antwoordt, dat geen volontairs op de gemeente secretarie werkzaam zijn, doch dat de eenvoudige werkzaamheden worden verricht door jongste bedienden, waarvoor een salarisschaal is vastgesteld. De heer BREKELMANS vraagt of het niet mogelijk zou zijn het bezoek aan de raadsvergaderingen te stimuleren door het amphi- theatersgewijze aanbrengen van zitbanken op de publieke tribune. Wethouder MEIJS antwoordt, dat de kwestie reeds bij het College van Burgemeester en Wethouders in onderzoek is geweest. De hoge stellage die voor het overzichtelijk maken van de raadszaal vanaf de tribune nodig blijkt, is zeer kostbaar, weshalve het college ge meend heeft niet tot het plaatsen daarvan te moeten overgaan. De heer RATTINK meent, dat 2 rijen zitplaatsen voldoende zijn. Wellicht zou ook de balustrade iets kunnen worden verlaagd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 562