18 DECEMBER 1952 577 vrede en genieting in het kinderleven, alle hoogdagen van vreugde en smart, alle voldoening in arbeid en studie, alle trouw aan de zeden, alle getrouwe beoefening van het gebed, ze zijn onverbre kelijk verbonden met het huis. Daarom moeten de toewijding aan het gezin, de gezinspolitiek en het werken voor sociale vrede op de duur vruchteloos blijven, wanneer in het complement van het gezinsleven, n.l. het goede huis, niet wordt voorzien. Volgens spreker spreekt uit het geciteerde duidelijk, dat de over heid er prijs op stelt de huisgezinnen armslag te geven door de woningen groter te maken, waardoor een gezin zich kan uitbreiden zonder direct wederom in woningnood te komen. Dat de Minister zelf ook dit van oordeel is, blijkt uit een artikel in de Volkskrant van 15 November 1952, luidende als volgt: Minister Witte is van mening, dat de grootste voorzichtigheid moet worden betracht met de bouw van woningen waarin geen normale gezinsontplooiing kan plaats vinden. Hij vraagt zich af of men met de inhoudsmaten der woningen, zoals deze soms worden gepropageerd, wel op de goede weg is. Spreker is ervan overtuigd, dat de volksvertegenwoordiging en de bewindvoerder ervan overtuigd zijn, dat gezonde gezinsont plooiing mogelijk moet worden gemaakt en dat grote woningen voor grote gezinnen moeten worden gebouwd. Door de heer Brinker hof werd gesteld, dat de grote gezinnen geen grote woningen kunnen betrekken in verband met de hoge huurprijs. Spreker is van me ning, dat er dan ten behoeve van die gezinnen maatregelen moeten worden genomen waardoor zij in staat worden gesteld de grotere woning te betrekken. Door verschillende sprekers, zegt hij, is naar voren gebracht de Woningbouwverenigingen meer woningen te laten bouwen. In het verslag van het 4e congres van het Katholiek Instituut voor Volks huisvesting lezen wij, zegt spreker: Het was op een vergadering als deze, waar minister Witte on voorbereid voor de beantwoording van belangrijke desiderata werd gesteld, niet mogelijk opeens van regeringszijde het wat men wel eens noemt „verlossende woord" te spreken, maar wel heeft Zijne Excellentie zijn sympathie betuigd met het streven van de vrije corporaties op het gebied van de woningbouw. Spreker herinnerde er aan, dat hij zich voorheen steeds een warm voorstander heeft getoond van de zelfstandigheid van het individu, maar ook van de vereniging, ten opzichte van de Overheid. Wanneer hij er enigszins toe zou kunnen bijdragen om de woningbouwcorporaties hun zelf standigheid te hergeven, zodat zij werkelijk worden een samen bundeling van vrije individuen en een vrije vereniging, die hun boontjes doppen op het gebied van de volkshuisvesting met een zekere controlerende en stimulerende werking van de Overheid, maar zeer op de achtergrond, zou een zijner idealen vervuld zijn, verzekerde minister Witte. Spreker meent, dat er enige kentering te bespeuren valt in de gemeente Breda en wijst op de gehouden bespreking met de Woning bouwverenigingen. Hierna brengt hij ook dank aan de Directeur van het Woning noodbureau en aan de Wethouder van Sociale Zaken voor het beleid inzake het woningnoodprobleem. Hij zegt echter niet geheel tevre den te zijn en wijst op een artikel in het Dagblad „De Stem" van 27 November 1952 betreffende het pand Beijerd no. 29. Spreker vraagt zich af of men bij het woningnoodbureau niet tc

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 577