580
18 DECEMBER 1952
Het college van Burgemeester en Wethouders streeft er naar,
dat de ouden van dagen in hun eigen woning kunnen blijven wonen,
omdat het intrekken bij kinderen meestal aanleiding geeft tot
moeilijkheden.
Met de bouwverenigingen heeft spreker slechts eenmaal te maken
gehad in verband met de brief van 25 Maart 1952. Spreker heeft
toen de bouwverenigingen medegedeeld, dat het gemeentebestuur
gaarne bereid is te zijner tijd haar medewerking te verlenen, maar
dat het onmogelijk was de gevraagde grond in het Brabantpark
beschikbaar te stellen, omdat de gemeente practisch geen grond
in eigendom heeft in dit uitbreidingsplan.
De heer Brinkerhof heeft gesproken over de te hoge huren. Spre
ker is echter de mening toegedaan, dat dit ligt aan de grondprijs
en het dure bouwen. Om nu eerst in de Overakkerstraat te bouwen
doet niet ter zake, de dure cultuurgrond komt toch aan de beurt.
De krotwoning-opruiming te laten wachten totdat door het rijk
misschien een subsidie in de kosten zal worden verleend meent
spreker niet te moeten adviseren. Spreker is van mening, dat de
opruiming zo vlug mogelijk moet worden aangepakt.
Spreker zegt, dat de heer Van den Eeden alles nog eens heeft
samengevat en hij merkt naar aanleiding daarvan op, dat de
gehele raad en het college van Burgemeester en Wethouders ervan
overtuigd is, dat er zoveel mogeiijk gebouwd moet worden. Het
college is op de weg, die de Raad verlangt.
In verband met de inschakeling der bouwverenigingen brengt
spreker onder de aandacht, dat zij verantwoordelijk zijn voor de
grote sommen geld, die zij dan te beheren krijgen. Hij wenst dan
ook te citeren, wat de Minister van Wederopbouw bij de behan
deling van de rijksbegroting over dit vraagstuk heeft gezegd n.l.
Ik wil nog een enkel woord zeggen over de woningbouwvereni
gingen. De heer Stapelkamp heeft er terecht op gewezen, dat de
interne sterkte van de woningbouwverenigingen niet groeiende is.
Dit is een zeer betreurenswaardig feit, waaraan het Katholiek In
stituut voor Volkshuisvesting enkele weken geleden een geheel
congres heeft gewijd. Men heeft er met name op gewezen, dat de
woningbouwverenigingen slechts innerlijke levensmoed en levenslust
zouden krijgen, indien zij een eigen verantwoordelijkheid zouden
krijgen, indien zij een eigen verantwoordelijkheid zouden dragen,
een eigen verantwoordelijkheid, die niet al te zeer zou worden be
tutteld door allerlei overheidsmaatregelen en allerlei overheids
ingrijpen. Dit ideële doel acht ik van uitermate groot belang, om
dat de woningbouwverenigingen pas dan iets kunnen betekenen,
indien zij inderdaad eigen verantwoordelijkheid dragen. Wanneer
deze woningbouwverenigingen administratieve hulporganen van de
overheid zouden worden, komen wij in een complete overheidsbouw
terecht, die grote gevaren inhoudt, vooral indien het op zo grote
schaal zou gebeuren, dat zowel de woningwetwoningen, die dooi
de gemeenten worden gebouwd, als de woningwetwoningen, die door
de bouwverenigingen worden gebouwd, feitelijk overheidswoningen
zouden worden, en spreker besluit zijn betoog met de opmerking,
dat de woningbouwverenigingen dit vraagstuk ernstig onder ogen
moeten zien.
Wethouder ROMSOM zegt, dat de heren Koertshuis, Braakhuis,
Brinkerhof en Mejuffrouw Koppelaar gevraagd hebben het rapport
van de commissie voor sanering van krotwoningen ter inzage te
ontvangen. Spreker merkt op, dat deze commissie nog slechts een-