598
30 DECEMBER 1952
Secretaris: de Heer Mr. J. J. G. M. WALENKAMP.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed
uit, waarvan de tekst is opgenomen in artikel 8a van het Regle
ment van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad.
Op voorstel van de VOORZITTER besluit de Raad tot het aan
wijzen van de leden van de commissie van onderzoek van de ge
loofsbrieven van de tot lid van de Raad benoemde heer Henricus
Biemans.
In deze commissie worden benoemd de heren Drion, Van Swol
en Vermeulen. Nadat uit het onderzoek dezer commissie is ge
bleken, dat de geloofsbrieven in orde zijn bevonden, besluit de Raad
tot toelating van de heer Biemans.
De heer STUBENROUCH stelt voor tot lid van de Commissie
gezinslasten te benoemen de heer J. M. van Bijnen, in de vacature
door het vertrek van de heer Veldkamp ontstaan. Overeenkomstig
dit mondelinge voorstel wordt door de Raad besloten.
Vervolgens wordt overgegaan tot behandeling van de agenda.
1. Commissie van advies ex artikel 8 der Woonruimtewet 1947.
De heer DRION deelt als voorzitter van de Raadscommissie
ad hoe, ingesteld om gerezen moeilijkheden tussen het gemeente
bestuur en de commissie van advies ex artikel 8 der Woonruimte-
wet 1947 na te gaan mede, dat reeds bij een eerdere behandeling
deze Raadscommissie zich op het standpunt had gesteld, dat het
bij de behandeling van de vorderingen in de commissie van advies
het meest juiste zou zijn wanneer telkens de belanghebbende en
de Directeur van het Woningnoodbureau (of diens vertegenwoor
diger) gelijktijdig, in elkanders tegenwoordigheid, zouden worden
gehoord. Toen bleek, dat hiertegen door de Commissie van advies
ernstige bezwaren bestonden, heeft de Raadscommissie ad hoe
voorgesteld, en is door de Raad ook dienovereenkomstig besloten,
in het Reglement van Orde van de commissie van advies voor te
schrijven, dat partijen na elkander door de commissie gehoord zou
den worden.
Het aan de Raadscommissie opgedragen hernieuwde onderzoek
in de verhouding tussen het gemeentebestuur en de Commissie van
advies heeft de Raadscommissie in zijn aanvankelijke overtuiging
versterkt, dat het gelijktijdig horen van de partijen de behandeling
in de Commissie van advies slechts ten goede kan komen en mis
verstanden, als zijn ontstaan tussen het gemeentebestuur en be
doelde commissie, kan voorkomen.
Na ampele overweging stelt de Raadscommissie daarom voor de
tweede alinea van artikel 7 van genoemd Reglement van orde te
redigeren:
„De beide opgeroepenen hiervoor bedoeld (n.l. degene tot wie
een eventuele vorderingslastgeving zal worden gericht en de direc
teur van het woningnoodbureau), verschijnen gelijktijdig voor de
Commissie en worden in elkanders tegenwoordigheid gehoord. Aan
de Directeur van het woningnoodbureau, of zijn vertegenwoordiger,
wordt voor ieder geval de gelegenheid gegeven op de verklaringen
van de eerstgenoemde opgeroepenen, in hun tegenwoordigheid, te
antwoorden."