30 DECEMBER 1952
599
Ofschoon het niet in spekers bedoeling ligt op de gerezen moei
lijkheden thans nog nader in te gaan, kan hij wel opmerken, dat het
de Raadscommissie is gebleken, dat niet alle bezwaren gegrond
waren. Tot haar vreugde heeft zij echter geconstateerd, dat de ver
houdingen over en weer verbeterd zijn. Gedeeltelijk waren de mis
verstanden te wijten aan de omstandigheid, dat de Directeur van
het woningnoodbureau niet tegenwoordig was geweest bij het
verhoor.
Naar de mening van de Raadscommissie verdient het alleszins
aanbeveling de thans zittende leden van de Commissie van advies,
die reeds zo veel werk hebben verzet in deze moeilijke zaken en
een langdurige ervaring hebben verkregen, voor 1952 en 1953 op
nieuw te benoemen.
De heer MINDERHOUT) veronderstelt, dat de Commissie een
moeilijke taak heeft gehad: acht maanden geleden was deze met
haar werkzaamheden begonnen, en thans, op de laatste dag van
het jaar, worden haar conclusies mondeling aan de Raad mede
gedeeld. Had zulks niet eerder en schriftelijk kunnen gebeuren?
Indertijd was afgesproken, dat gedurende een proeftijd van drie
maanden de gang van zaken zou worden gevolgd. In die periode
is gebleken, dat de Commissie van advies de haar gegeven op
dracht niet nakwam, en dat de Directeur van het Woningnood
bureau niet in de vergadering van de commissie werd gehoord.
Spreker heeft zich dan ook verwonderd, dat niettemin de raads
commissie de herbenoeming van de leden van de adviescommissie
aanbeveelt voor het jaar 1953.
Hij zal het op prijs stellen, wanneer de benoeming voor 1953
wordt aangehouden tot de vergadering van de Raad van medio
Januari, terwijl inmiddels een schriftelijk rapport van de Raads
commissie zal worden overgelegd, zodat een betere gelegenheid
ontstaat zich over deze kwestie te beraden.
De heer TOXOPEUS zegt het met de wijziging van het reglement
van orde en de benoeming voor 1953 geheel eens te zijn met de
andere leden van de Raadscommissie, doch op één punt een van
de Raadscommissie afwijkende mening te hebben, namelijk inzake
de benoeming voor het jaar 1952. Hij wil hierbij nog opmerken,
dat de adviescommissie een autonoom college is, dat niet in een
gezagsverhouding staat tot Burgemeester en Wethouders; deze
kunnen haar dan ook geen opdrachten geven.
De Commissie ex artikel 8 van de Woonruimtewet heeft in haar
samenstelling, zoals deze bij raadsbesluit van Februari 1951 tot
stand was gekomen, ook het gehele jaar 1952 doorgewerkt. Naar
aanleiding van een procedure van sprekers kantoor, heeft de Presi
dent van de Arondissementsrechtbank zich aangesloten bij de op
vatting van Burgemeester en Wethouders, dat het bepaalde in de
Woonruimtewet, dat de adviescommissie jaarlijks moet worden be
noemd, ruimte laat voor een benoeming, ook al is er reeds meer
dan een jaar verstreken: bij een benoeming op 2 Januari in 1951,
zou een tweede op 30 December 1952 (dus bijna twee jaar later)
nog geheel overeenkomstig het wettelijk voorschrift zijn. In zijn
overweging ging de President van de Rechtbank nog verder, daar
deze opmerkte, dat een adviescommissie, door de Raad benoemd,
haar bevoegdheid behoudt totdat de Raad een nieuwe benoeming
doet, derhalve ongeacht het voorschrift van de jaarlijkse benoe
ming. Indien deze opvatting juist is, dan is er geen enkele reden