17 JANUARI 1952 61 de zuinigheid de wijsheid bedrogen. Het is thans zo, dat zijn frac tie centrale verwarming in bijzondere scholen toejuicht. Wat betreft het besluit tot vergoeding van grond benodigd voor de in 1930 gebouwde R.K. Jongensschool aan de Oosterhoutseweg, merkt spreker op, dat het daarbij niet ging om de billijkheid, maar om een fout, die de gemeente Teteringen 20 jaar geleden heeft ge maakt. Daarom is bij de Kroon beroep aangetekend. Dit besluit is genomen in strijd met de Wet, daar niet Breda maar Teteringen voor de kosten had moeten opdraaien. Bij de behandeling van het verzoek van de R.K. Jongensschool aan de Baronielaan om gelden voor het bouwen van een fietsen bergplaats, is de bedoeling van de heer Rattink blijkbaar niet goed begrepen. Daar de schoolbesturen niet verantwoordelijk zijn voor de gemeentefinanciën is het zeer wel mogelijk, dat meer gevraagd wordt dan nodig is. De heer Rattink heeft toen verzocht de school besturen te verzoeken slechts het strikt nodige aan te vragen. Dit verzoek is bedoeld als een vingerwijzing voor de schoolbesturen om de nodige soberheid te betrachten. Spreker heeft met genoegen de woorden van de heer Toxopeus beluisterd. Hij heeft daarbij vernomen met zijn mening inzake gemengd zwemmen niet alleen te staan. Naar zijn mening moet de K.V.P.-fractie een voorstel doen. Hij hoopt, dat het opinieonder zoek niet lang meer uitblijft. Wie moet dit onderzoek instellen? Burgemeester en Wethouders voelen er niet veel voor. Blijkbaar stelt de K.V.P.-fractie dit in? Spreker wil echter op spoed aan dringen. Deze zaak is eigenlijk reeds te laat om daarvan deze zo mer nog resultaat te kunnen verwachten. Spreker hoopt, dat de zaak met respect voor elkanders standpunt tot een bevredigend einde zal komen. De heer MINDERHOUD zegt niet van plan te zijn geweest in tweede instantie het woord te voeren. Spreker heeft op zijn vragen voldoende antwoord ontvangen. Het woningvraagstuk en het op nemen van leden van zijn werkfractie in Raadscommissies hebben de aandacht. Hij dankt het College voor deze toezegging. Bij de kwestie inzake het verwijderen van raadsleden van het bordes van het stadhuis was spreker persoonlijk betrokken. Hij had een uitnodiging ontvangen om de parade, die gehouden werd op de verjaardag van H.M. de Koningin, bij te wonen. Het was hem onbekend van welke instantie de uitnodiging afkomstig was. Hij meende deze uitnodiging in zijn kwaliteit als raadslid ont vangen te hebben. Toen spreker evenwel op het bordes stond, werd hem door de adjudant van de gouverneur van de K.M.A. verzocht, beneden tussen de officieren plaats te nemen. Alras stond hij op een hoek van de Markt. Teruggekeerd bij de voet van het bordes, ontmoette hij de heer Wezenbeek. Spreker is toen met deze heer weer op het bordes gaan staan. Toen beide op het bordes aankwa men zagen ze aan de andere voet de heer Koertshuis, die, na beide heren gezien te hebben, eveneens naar boven kwam. Zij zijn toch zover mogelijk achter op het bordes gaan staan. Een gemeentebode heeft hen daarna te kennen gegeven, dat die plaatsen voor het College waren bestemd. Spreker heeft toen slechts gezegd: „Dank U". De Voorzitter heeft hedenmiddag betoogd, dat door hem en de andere heren fouten zijn gemaakt. Naar zijn mening was dat niet het geval. Spreker heeft gezien, dat er voldoende plaats op het bordes was. Bovendien weet hij zeer goed, hoe de gedragingen bij het afnemen van een parade moeten zijn. Daar het bordes slechts bezet was door Burgemeester en Wethouders en enkele militaire

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 61