Hotulen van de besloten vergadering van de Raad der gemeente Breda^ gehouden tijdens de openbare raadsvergadering van 14 Mei 1952. l)Bespreking van het: Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het schrijven van P.van Beek houdende verzoek hem ontslag te verlenen als rentmeester van het R.K.Gesticht voor Oude Vrouwen (Bijlagen 1952, no.204). De heer VERMEULEN heeft zich afgevraagd: in hoeverre is dit een vrijwillig verzoek om ontslag? Op 28-7-1951 werd de heer Van Beek uit een voordracht van 2 personen benoemd. Tot op dit moment wordt de functie van rentmeester nog steeds door de heer Tolhuijzen waargenomen.Zover spreker op de hoogte is, werd de heer van Beek ook niet in de gele genheid gesteld de functie op zich te nemen.Sr schijnt een bespreking te zijn geweest tussen het College van Regenten en de heer Van Beek, die geen resultaat opleverde.Hier doet zich opnieuw het geval voor,dat een beslissing van de Raad wordt genegeerd. De Raad heeft toe te zien op de uitgaven van dit gesticht: hoe zal het College van Regenten de uitbetaling van het loon aan de heer Tolhuijzen kunnen verantwoorden? Zover spreker het kan overzien, is deze ontslagaanvrage niet con amore gedaan; op de heer Van Beek is dus een bepaalde druk (wellicht goed bedoeld) uitgeoefend.Als bij komstigheid kan nog naar voren worden gebracht,dat het College van Regenten de nddige werkzaamheden thans op een dag in de week schijnen willen te laten doen.Dit kan voor de heer Van Beek - in verband met diens functie bij de gemeente - bezwaarlijk zijn. Burgemeester en Wethouders zouden de heer Van Beek toestemming moeten geven om zich één dag in de week vrij te maken.Spreker weet niet in hoeverre dit een redetf tot deze ontslagaanvrage is geweest.Is de benodigde toestemming gegeven? Tenslotte mist spreker een voorziening in de opvolging van de heer Van Beek De VOORZITTER antwoordt dat de heer Tolhuijzen inderdaad nog steeds in functie is.Hij meent dat het voor goed begrip nuttig is de historie dezer zaak op te halen.Destijds was een voordracht van twee personen ingediend, waarop stonden de heren Tolhuijzen en Van Beek.De heer van Beek wist,dat niet hij de persoon was,die het College van Regenten in deze functie benoemd wenste-te zien. De heer Tolhuijzen was reeds enige jaren te voren aangezocht, toe»de administratie zeer in de war was:van zijn moeilijke taak had hij zich uitzonderlijk goed gekweten.Daarnaast heeft de heer Tolhuijzen een functie als deze nodig om aan enigszins behoorlijk inkomen te komen,want ook zijn functie bij de Boerenleenbank is geen volledige be trekking'. Voor de heer Van Beek ligt dit geheel anders; voor hem gaat het alleen om een - zij het ook welkom?-- nevehbron van inkomsten. Het College van Regenten weet heel goed,dat het een raadsbesluit heeft uit te voereh. Het is ook niet zo,dat op de heer Van Beek een geweldige druk is uitgeoefend.Wel is met hem gesproken en is het hem naar aanleiding van bepaalde argumenten duidelijk ge worden,dat hij niet op de eerste plaats voor deze betrekking in aanmerking komt.Het v/as voor de heer Tolhuijzen een hele klap,toe hij vernam, dat de heer Van Beek benoemd was, nadat deze de raadsleden was afgegaan. Spreker kan ontkennen,dat de bijkomstigheid - dat nl. het College van Regenten de werk zaamheden ij aar een andere dag van de week willen verschuiven - van directe invloed is geweest.De reglementair^ nodige ontheffing om een nevenfunctie te aanvaarden, hebben Burgemeester en Wethouders aan de heer Van Beek gegeven. Het komt meer voor dat een betrekking vacant is, b.v. bij overlijden^maar ook wel bij een ontslag.Spreker gelooft,dat het niet juist zou zijn geweest met een voordracht te komen,voordat dit ontslag is verleend. De heer DRION merkt op,dat dit gesticht bij testament in het leven is geroepen.Hierin is bepaald,dat de rentmeester door de Raad moet worden benoemd, uit een voordracht van 2 personen.Het bestuur heeft enige jaren geleden - toen zulks nodig bleek - een admini strateur benoemd.Later heeft een of andere linkerd de vergeten testamentaire bepaling ontdekt.Het College van Regenten heeft de benoeming door de Raad toen als een formalitei beschouwd.De heer Van Beek moet geweten hebben,dat hij op de voordracht is geplaatst, omdat hierop formeel nu eenmaal twee namen moeten voorkomen; hij zou ook in deze geest door het bestiuur zijn ingelicht. - Er -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 628