ander heeft verteld en die vroeg om mettertijd hem eventueel te steunen bij de be noeming voor een andere dergelijke functie.het is te begrijpen,dat deze gang van zaken voor de heer Van Beek ook zuur is.Dit zou in gedachten kunnen worden gehouden; Anderzijds gelooft spreker wel,dat - was deze? gehele aangelegenhel d beter bekeken - de Raad destijds een anderebeslissing had genomen.Spreker ziet daarom niet in dat dit nu een prestige kwestie voor de Raad moet worden.Al met al lijkt het ook juist het gevraagde ontslag te verlenen. De heer DRIOH zegt,dat hij bij zijn vorige opmerkingen enige reserves in acht geno men had.In ieder geval wist de heer Van Beek wel hoe de zaak lag.Wanneer hij een vent uit een stuk was geweest,had hij geen bezoek aan de Raadsleden gebrachtzonder deze'^ituatie mede te delen.De heer van Beek is - lijkt hem - niet 100;,o en loyaal geweest,zonder echter daarbij te zeggen,dat hij onloijaal is. Nu heeft de heer Vermeulen gezegd,dat de heer Van Beek toch henoemhaar was.Het komt echter wel meer voor,dat iedereen weet,dat no.l Va* eet* voordracht dè man is.De anderen hebben geen kans op benoeming. Het plaatsen als 2e op de voordracht is dan een vriendelijk gebaar, om de aandacht op iemand te vestigen.De heer Van Beek had hieraan niet de consequentie moeten verbinden,welke hij gedaan heeft. Spreker vindt een eventuele compefaéntie op zijn plaats, maar hij gelooft,dat het ook niet het belang van de heer Van Beek is,wanneer hem nu op zijn verzoek geen ontslag wordt gegeven. De heer KRAMERS vraagt of het College van Regenten in overleg zijn getreden met Burgemeester en Wethouders. De heer TOXOPEUS gelooft niet,dat de Raad het in spitsvondige juridische formules moet zoeken.Heeft de heer Van Beek precies geweten, hoe alles lag, en dat hij niet netjes handelde door toch bij de Raadsleden een bezoek af te leggen? Spreker vindt, dat ook het College van Regenten maar heeft aangesold door hiermede niet eerdefcbij de Raad te komen.Ook Burgemeester en Wethouders hadden reeds eerder inlichtingen kunnen geven.Spreker meent dat het moeilijk is alle aspecten thans behoorlijk na te gaan, en hij verzoekt daarom deze zaak uitvoerig en schriftelijk aan de Raad voor te leggen.Het lijkt spreker dat thans voor een tweede maal in korte tijd een raadsbesluit materieel niet is uitgevoerd.Spreker verzoekt de beslissing op deze zaak aan te houden, eneeist nadere inlichtingen te geven. De VOORZITTER ziet geen aanleiding tot uitstel: de kwestie kan thans genoeg worden toegelicht.Hij meent,dat 'vrijwel onmiddellijk na het raadsbesluit het College van Regenten zich tot Burgemeester en Wethouders hebben gewendDaarna ae nog meerdere malen besprekingen gevoerd zowel met leden van de regenten als met de heer Van Beek. Voor spreker staat het absoluut vast,dat de heer Van Beek wist,dat hij door het Col lege van Regenten niet voor de benoeming bedoeld was, maar dat dit de heer Tolhuij- zen wenste. Zeker heeft de Raad het recht van benoeming,maar daarbij moet hij ook de billijkheid betrachten.Spreker g$eft toe,dat bij de voordracht een nadere toelichting juist was geweest.Dat dit verzuimd is, moet geacht worden in de omstandigheid,dat de heer Tolhuijzen reeds in dienst was, en dat mek. dacht de zaak alleen formeel in orde te moeten brengen.Door onbekendheid met de situatie,is echter een besluit genomen. Het is niet onjuist hierop terug te komen. De heer JONGBLOED is door de gegeven toelichting niet bevredigd.Spreker erkend» volledig het benoemingsrecht van de Raad; ook om no. 2 of 3 van de voordracht te 1 nemen: anders zou de beslissing van de Raad geen zin hebben.Dit betekent niet,dat een benoeming van no.l niet normaal is de Raad denkt er - gelooft spreker - niet aan in volgende gevallen no.2 of 3 te benoemen. Spreker acht het niet juist de schuld op de heer Van Beek te schuiven; deze heeft - gelooft spreker - destijds nog advies ingewonnen van de directeur voor - sociale -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 630