Notulen van de besloten vergadering van de Raad der gemeente Breda, ge houden op 25 Juli 1952. Aanwezig: alle leden, met uitzondering van de heer C. van der Eeden. Voorzitter: Mr.Dr.C.N.M. Kortmann SecretarisMr.Ph.I.E.van Woensel Benoeming van een lid van het College van Regenten der Stichting Oude-Mannenhuis. De heer Jongbloed deelt mede bezwaar te hebben tegen de heer Hellegers, als eerste op de betreffende voordracht geplaatst, in verband met diens houding als voorzitter van het College van Regenten van het Gesticht voor R.K. Oude Vrouwen, bij de benoeming van een nieuwe rentmeester. De heer Veldkamp betreurt het, dat de heer Jongbloed niet verder op deze kwestie ingaat. Zijn mededeling houdt een afkeuring in van het beleid, gevoerd inzake de benoeming van de nieuwe rentmeester. Van verschillende zijden is in een vorige besloten vergadering betoogd, dat dit beleid niet foutief is geweest, hetgeen - naar sprekers mening - niet door de heer Jongbloed is weerlegd. Indien inderdaad een verkeerd beleid zou zijn gevoerd, is het nog niet juist, de presi dent van het college van regenten hiervoor aansprakelijk te stellen: de verantwoordelijk heid berust bij dit College in het geheel. Het is zelfs mogelijk, dat de voorzitter van een college een meerderheidsbesluit uitvoert, waartegen hij persoonlijk bezwaren heeft. Het gaat hierom een benoeming als lid van het regentencollege van het Oude Mannenhuis. Dit College heeft de heer Hellegers (aftredend lid) opnieuw aanbevolen, en ook Burgemeester en Wethouders hebben in de aanbeveling geen verandering gebracht. Spreker merkt nog op, dat de Raad met het Gesticht voor R.K. Oude Vrouwen weinig van doen heeft, de bemoeiienis er mee berust op een testamentaire fundatie en ligt niet in de pu bliekrechtelijke sfeer. Bij gelegenheid van een andere benoeming heeft de heer Jongbloed enige tijd geleden ge zegd, dat steeds zoveel mogelijk no. 1 van de voordracht moet worden gekozen. 'Wanneer dit thans niet geschiedt, wordt de heer Hellegers wel in een kwaad daglicht gesteld. De heer Vermeulen zegt, dat deze zaak zuiver zakelijk gesteld moet worden. Bij het onder zoek naar de rekening van genoemd gesticht, heeft de raadscommissie haar afkeuring doen blijken over het beleid van het College van Regenten. Het toezicht op de vroeger in func tie geweest zijnde rentmeester is beslist onvoldoende geweest. Daarnaast is nog gekomen de kwestie rond de benoeming door de Raad van de nieuwe rentmeester. De heer Jongbloed veronderstelde dat de heer Veldkamp het op prijs zou stellen wanneer een verklaring wordt gegeven waarom spreker - en met hem andere raadsleden - wensen af te wij ken van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wat de kwestie van de benoeming van de rentmeester betreft: het is de betreffende ambtenaar onmogelijk gemaakt zijn functie uit te oefenen; en - hoe verklaarbaar de houding van het regentencollege ook moge zijn - het kwam toch neer op een negeren van de beslissing van de Raad. Het betreffend ontslagbe sluit was een meerderheidsbesluit: een betrekkelijk grote minderheid was het er niet mee eens. Het kan dan ook geen bevreemding wekken, wanneer om zakelijke redenen (n.l. de door spreker en de heer Vermeulen vermelde motieven) een aantal raadsleden menen hun stem thans niet aan de heer Hellegers te kunnen geven. Spreker wil niet verder ingaan op de interne verhouding in het regentencollege; wel heeft hij de indruk gekregen, dat de Heer Hellegers - ook bij de administrateurskwestie - een leidende rol heeft vervuld. 5000-2-'52 No. 93

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 633