74 17 JANUARI 1952 wil schoonmaken de verf aan de spons blijft kleven. Spreker meent, dat in de bestekken bepaalde voorwaarden worden gesteld omtrent het schilderwerk. In een aantal gevallen zijn deze voor waarden in het geheel niet nagekomen. Spreker hoopt, dat in de toekomst dit zal worden voorkomen en dat het woord van de bur gemeester bewaarheid zal worden. De heer KOERTSHUIS is het met de heer Brinkerhof eens, dat voldoende toezicht op het verfwerlc, dat de huurders zelf uitvoeren, moet worden uitgeoefend. Wanneer iedereen op eigen houtje wat gaat schilderen dan zal er een rare toestand ontstaan. De heer Brinkerhof bepleitte een beschikbaarstelling van het materiaal. Zulksi lijkt spreker te ver te gaan en voor de gemeente te kostbaar te worden. Hij vraagt zich echter af, of door de dienst van Openbare Werken deze materialen niet kunnen worden ingekocht om ze daarna tegen inkoopsprijs ter beschikking te stellen van de bewoners onder de verplichting, dat alleen de materialen, van de dienst van Openbare Werken verkregen, mogen worden gebruikt. Wethouder VAN HOUTEN antwoordt, dat het hem toeschijnt, dat de suggestie van de heer Koertshuis niet voor realisering vatbaar is. Hij heeft de indruk, dat de particulieren zich zullen verzetten tegen een dergelijke concurrentie van de zijde van een gemeente lijke dienst. Het is uiteraard moeilijk om regelmatig toezicht te houden op de 2500 woningen, die de gemeente thans in beheer heeft. Overigens gelooft spreker niet, dat de toestand zo erg is als sommi gen menen. De huurders hebben ook steeds, de goede intentie gehad hun huis zo goed mogelijk te onderhouden. Hij wil echter gaarne de toezegging doen een en ander te laten bekijken. Aan de heer Van Swol kan hij toegeven, dat in een aantal gevallen het schilderwerk niet geweest is, wat het had moeten zijn. Thans wordt scherp gecontroleerd, welke verf wordt gebruikt. Deze con trole wordt uitgeoefend door een daartoe goed geoutilleerd technisch bedrijf. De klacht over de uitgeklede woningen, thans naar voren gebracht door mejuffrouw Koppelaar, heeft spreker al herhaaldelijk op het ministerie in Den Haag besproken. Er is nog steeds geen uitzicht, dat een rijksbijdrage zal worden gegeven in de exploitatiekosten, benodigd voor het aanbrengen van de nodige voorzieningen in deze woningen. Twee jaar geleden is een raming van deze werken opge maakt, welke eindigde op het totaalbedrag van 1.200.000.Ook ziet spreker geen kans om bepaalde gezinnen te helpen. Wat de huurschuld betreft, welke op 1 September 1951 ongeveer 4000.bedroeg, kan spreker mededelen, dat deze per 1 Januari verder was teruggebracht tot 2300.Spreker weet niet welk geval mejuffrouw Koppelaar bedoelde. Wel kan hij opmerken, dat in een aantal gevallen de huurschuld tot vervelende situaties aan leiding heeft gegeven. Men wilde de verplichting tot huurbetaling ontduiken, in de hoop, dat de gemeente wel niets zou doen. In een bepaald geval was men gedwongen over te gaan tot loonbeslag. Om hieraan te ontkomen werd van werkgever veranderd. Ten einde raad moest de beslissing genomen worden het gezin een oude woning toe te wijzen. Ook deze maatregel heeft niet het gewenste resultaat gehad, omdat men enkels weken de huur betaalde, maar nadien op nieuw in gebreke bleef. Spreker acht dit een zeer verwerpelijke op vatting, omdat er weinig gevoel voor verantwoordelijkheid uit blijkt: nochtans vormt de woonbehoefte de meest primaire levensbehoefte,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 74