90 18 JANUARI 1952 er de laatste jaren wegens verkoop van gevonden voorwerpen niets is ontvangen. Wat gebeurt er met zulke voorwerpen, die op het Politiebureau worden gedeponeerd en die nimmer worden ver kocht? De VOORZITTER antwoordt, dat hij reden heeft aan te nemen, dat er weinig waardevolle voorwerpen worden gedeponeerd. De traditie van verkoop zal niet worden gebroken. Er moet echter een zekere termijn zijn, gedurende welke de voorwerpen beschik baar moeten blijven. Vele mensen geven een gevonden voorwerp aan, doch houden het dan verder onder eigen berusting. De heer VAN GILS zegt, dat een nieuwe oorlog in het teken van de atoombom zal staan. Hij vraagt de aandacht voor een brochure, getiteld „Hoe overleef ik een atoombom-aanval"? Kan deze brochure niet worden verspreid in de stad? De VOORZITTER zegt toe deze kwestie te zullen bekijken. Wel licht kan de pers in deze ook een nuttig werk doen. De heer BREKELMANS zegt ten aanzien van post 162 der be groting, dat in het antwoord op het centraal rapport door Burge meester en Wethouders is beweerd, dat de Zuidelijke nakeuring van films aan de verwachtingen heeft beantwoord. In de vergadering van gisteren is echter nogal wat gezegd over de baldadigheid van de jeugd. Blijkbaar heeft de nakeuring van films op deze jeugd geen invloed gehad. Wat is het effect van deze nakeuring? De Raad is hier nooit over ingelicht. Zijns in ziens is het toezicht van de politie een logisch gevolg van de lan delijke keuring. De mogelijkheid bestaat nog, dat de jeugd een film, die in Breda niet mag worden gedraaid op een plaats enkele kilometers hier vandaan gaat zien. Is b.v. Tilburg ook aangesloten bij de nakeuring? De VOORZITTER zegt, dat hij van mening is, dat het oog merk van de Zuidelijke filmkeuring algemeen bekend was. Er worden bij deze keuring andere normen aangelegd dan bij de centrale filmkeuring. Zo goed als alle gemeenten in het Zuiden zijn hierbij aangesloten. Hij vestigt er de aandacht op, dat de Katholieken, die lid zijn van de Centrale Filmkeurings-commissie, andere normen moeten aanleggen. Uiteraard verschijnen hiervan geen rapporten. De heer BREKELMANS vraagt of er in Breda vóór de aan sluiting bij de nakeuring films te zien waren, die niet door de beugel konden. De VOORZITTER antwoordt, dat dit inderdaad vlak na de be vrijding het geval was. De heer VAN GILS vraagt hoe de rechtspositie is geregeld van de vrijwilligers voor de reservepolitie. Hij weet, dat de sociale verzekering door het Rijk is geregeld en wel in een Koninklijk Besluit van 15 Juni 1950, Staatsblad 229. Deze regeling is echter zeer ongunstig. Hij vraagt of wellicht van gemeentewege in deze iets zou kunnen worden gedaan. Te meer, daar deze mensen van een goede burgerzin hebben blijk gegeven door zich als vrijwilliger te melden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 90