96
18 JANUARI 1952
gaarne accoord met een verhoging van het bedrag per uitgezonden
kind.
De heer KAMPHUIS blijft ernstige bezwaren koesteren tegen
het door de gemeente geëiste advies van de G.G. en G.D. Zowel
het genootschap als spreker persoonlijk achten het advies van een
particuliere arts voldoende. Het is spreker opgevallen, dat bij de
geneeskundige dienst wordt gevraagd naar de godsdienst van het
uit te zenden kind. Spreker acht dit irrelevant. Het gaat spreker
alleen om het „zwakke kind". De godsdienstige overtuiging blijft
hier volkomen buiten.
De heer VERHAAK acht het geven van een bepaald bedrag in
eens gevaarlijk. Nu er eenmaal normen zijn vastgesteld voor de
uitzending kunnen deze beter door één arts, dan door diverse
artsen worden nageleefd. Zijns inziens moet de medische indicatie
steeds op de voorgrond staan.
De VOORZITTER acht het beter om het voorstel door Wethou
der Romsom gedaan aan te houden. De subsidiecommissie zou deze
kwestie nog eens kunnen bekijken. Burgemeester en Wethouders
zullen ook deze zaak wel eens bezien. Misschien is het door wet
houder Romsom genoemde bedrag van 1000.niet eens toe
reikend.
De heer BREKELMANS onderschrijft het door de heer Kamp
huis naar voren gebrachte. Uit hetgeen door Zr. Koppelaar is ge
zegd meent hij te kunnen opmaken, dat de samenwerking tussen
de verschillende verenigingen en de geneeskundige dienst niet al
tijd zo erg best is geweest.
De heer JONGBLOED stelt voor het door Burgemeester en
Wethouders beloofde voorstel af te wachten. Hij vestigt er de aan
dacht op, dat de begrotingspost alleen geldt voor zwakke kinderen.
De sociale indicatie komt dus eigenlijk niet in het geding. De om
schrijving van deze post zal derhalve ruimer moeten worden.
Wethouder ROMSOM zegt nogmaals, dat hij geen voorstander
is van toekenning van een bedrag ineens. Ook al om andere redenen
dan de heer Verhaak heeft aangegeven. Er zijn nl. diverse kwali
ficaties, waarbij meer of minder subsidie per kind wordt uitge
keerd. Er is inderdaad verschil van mening geweest tussen het
R.K. Huisvestings Comité en de Gemeente. De verhouding is ech
ter thans goed, waardoor ook een behoorlijke samenwerking is
ontstaan.
De VOORZITTER zegt, dat over deze kwestie de subsidiecom
missie zal worden gehoord.
De heer KAMPHUIS vraagt of de Raad dan uiteindelijk hier
over blijft oordelen.
De VOORZITTER zegt diti toe.
De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat hij nog geen antwoord
heeft gekregen op zijn vraag of er reductie mogelijk is op de kin
dertarieven voor het zwembad „Het Ei".