108 29 APRIL 1953 gend karakter mag hebben en dat de bezwaren die van deze zijde te berde zullen worden gebracht alsnog ondervangen kunnen worden. In afwachting derhalve van de verdere beraadslaging, houden mijn fractiegenoten en ik ons eindoordeel nog in petto. De heer RATTINK: Mijnheer de Voorzitter, Over de idee, dat het bezit van particulier eigendom van buiten gewoon groot belang is voor de menselijke persoonlijkheid, zijn wij het volledig eens. Maar hierbij rijst ook al direct een vraag. In het rapport van de K.V.P. en in Uw prae-advies wordt ervan uitgegaan, dat dit onder alle omstandigheden het bezit van een eigen huis zou dienen te zijn. Er kunnen omstandigheden zijn, dat het bezit van een eigen huis voorkeur verdient, maar er kunnen evenzeer omstandigheden zijn, welke aan een andere vorm van be zit de voorkeur doen geven. Het bevorderen van de eigen-woningbouw is dan ook geen doel op zich, maar gevolg van een algemeen streven naar bezitssprei- ding. Iets waaraan wij allen bereid zijn onze medewerking te ver lenen. De vorm waarin de bezitsspreiding zal kunnen plaats hebben zal afhankelijk zijn van tijd en omstandigheden. Ook de welvaart speelt hier een uitermate grote rol. In het K.V.P.-rapport, waarvan Uw College beginsel en motive ring volledig overneemt, wordt gezegd: „Wat de woningbouw be treft staan 2 beginselen op de voorgrond. Het tweede is dan: „het verkrijgen, dat zoveel mogelijk bewoners eigenaren zijn of worden van hun woning". Naar onze mening is deze motivering minder ge slaagd en hier verschillen onze opvattingen met die van Uw College. Wat in het K.V.P.-rapport ontbreekt, dat zijn de bezwaren, welke verbonden zijn aan het eigen woningbezit en het rapport mist daar door naar ons gevoel de objectiviteit welke ook hier moet worden betracht. De aantrekkelijkheid van het eigen bezit zal nl. mede worden bepaald door het „voor" en „tegen". Enkele bezwaren welke zijn ontleend aan een studie van Dr Delf- gaauw dienen toch wel te worden genoemd. 1. Normaliter is de grootte van een gezin niet constant. Je be gint met tweeën. Maar daar blijft het niet bij. Het gezin breidt zich uit om dan te eniger tijd weer af te nemen. Deze stadia vragen andere woonruimte. Zij, die dan aan een bepaalde plaats zijn gebon den moeten zich dan veelal behelpen. Ziet U maar eens naar de landbouwers en middenstanders. De andere bevolkingsgroepen ver huizen regelmatig wanneer de verandering van omvang en samen stelling van het gezin dit gewenst maken. 2. Woningbouw als grootbedrijf maakt een sterke woonmobili- teit mogelijk. 3. Het bezit van een eigen huis brengt bepaalde lasten mee zo als het zelf onderhouden, aflossen van hypotheek, het risico bij laten bouwen geen goede waar voor zijn geld te krijgen. Het kopen van een huis is een delicate en moeilijke kwestie. Vooral voor minder vermogende gezinnen is het te duur kopen een te gevoelige schade post. Straten kunnen in „stand" achteruitgaan, waarbij het bezit van de eigen woning een rem is om te verhuizen. 4. Nieuwe woningen zijn dikwijls aantrekkelijker dan de oude. Het bezit van een eigen huis belemmert het gezin door verhuizen van de vooruitgaande wooncultuur te profiteren. Een deel van de bevolking stelt zeker prijs op een dergelijke mogelijkheid tot ver huizen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 108