29 APRIL 1953 109 5. Bij het deel der bevolking, dat in loondienst is, is de kans op verandering van werkkring of werkgever altijd vrij groot. In dat geval kan verhuizing gewenst zijn. 6. Er zijn diverse gezinnen welke tijdens de schooljaren van de kinderen en de jaren dat vader werkt in een bepaalde plaats of wijk willen wonen, doch welke na pensionnering en ouder worden der kin deren, zich elders willen vestigen. Wij mogen veilig aannemen, dat de sociale mobiliteit gepaard gaande met een geografische mobiliteit, toeneemt. De sterke groei van het aantal arbeiders, intellectuelen of nieuwe middenstanders en beoefenaren van de vrije beroepen doet het percentage van de be volking, dat een woning met bedrijf nodig heeft, afnemen. Met het voorgaande wil slechts worden aangetoond, dat aan het eigen-woningbezit meerdere kanten zitten welke men wel terdege mag overwegen alvorens eigenbouw als ideale bezitsvorm te beschou wen. Uit de uitkomsten van de laatstgehouden woningtelling dit was in 1949 bleek nl. dat van alle woningen 28% door de eige naar werd bewoond. Van de woningen zonder bedrijf was dit slechts 19%. Bij bedrijven en tuinderswoningen daarentegen 69% en voor de overige woningen met bedrijf 47%. Hieruit blijkt wel duidelijk, dat voor de diverse groepen van de bevolking de aantrekkelijkheid van het bezit van eigen woning zeer verschillend is. Naar verluidt zouden zich al vele candidaten hebben gemeld. En zou dit dan kunnen dienen als bewijs, dat de voorgaande opmer kingen tegenspreekt. Dit is echter maar schijn. Met reden mag wor den verondersteld dat velen de consequenties niet hebben overzien; anderen, gedreven door de woningnood en het wachten moe, een sprong in het duister doen of wel bewust het verlies van enkele duizenden guldens nemen om toch maar onderdak te zijn. Het zou zijn nut hebben het aantal serieuse, principiële candidaten te ken nen. Wij willen hier zeker niet voorbij gaan aan de belangen van jongelui welke willen trouwen. Zij kunnen veelal zeer moeilijk aan woonruimte komen. En zijn zij eenmaal geslaagd, dan is de ruimte door gezinsuitbreiding spoedig te klein. Wij zien in het algemeen grote bezwaren in deze regeling, bezwaren welke, hoe gaarne wij ook deze categorie zouden willen helpen, dan ook en ik zou zeg gen juist voor haar bestaan. Mijnheer de Voorzitter het komt ons nuttig voor al deze genoem de punten weer te geven, waardoor de zaak minder principieel en meer opportuun kan worden gesteld. Iets wat naar ons gevoelen ook juister is. Wat is nu wel de practische betekenis van de voorgestelde maat regel ten aanzien van bezitsvorming en in hoeverre is deze maatre gel in zakelijk opzicht verantwoord. Om met dit laatste punt te beginnen zijn er toch wel bezwaren tegen Uw voorstel. In Uw prae-advies van 4 Februari 1953 No. 78 deelde U de Raad mede, dat, blijkens een van Gedeputeerde Staten ontvangen circulaire, volgens richtlijnen van de Regering kapitaals uitgaven slechts gefinancierd mogen worden met kort lopende kas geldleningen tot maximaal een bedrag gelijk aan 25% der ge raamde uitgaven van de gewone dienst 1953, verminderd met de to talen van de hoofdstukken". Dit komt neer op een bedrag van 2,800.000.Voor de financiering van de gewone uitgaven mogen hiernaast nog worden opgenomen credieten in rekening-courant tot een bedrag van 1.700.000. Indien nu hypotheken zullen worden verstrekt met een looptijd van 10 jaar, zoals voorgesteld, zal, om de middelen daarvoor te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 109