29 APRIL 1953 115 „strekken geldleningen aan particuliere bouwers in het algemeen „niet geacht kan worden te behoren tot de taak van de gemeente lijke overheid;" „dat, teneinde enigermate tegemoet te komen aan de financie- „ringsmoeilijkheden, welke niet-kapitaalkrachtige particulieren on dervinden bij de bouw van een woonhuis met toepassing van de „premieregeling 1950, ter bevordering van de oplossing van de wo ningnood, gedeputeerde staten er zich echter mede kunnen ver enigen, dat de gemeenten in bijzondere gevallen en bij gebleken „noodzaak onder bepaalde voorwaarden terzake financiële mede werking verlenen; dat Gedeputeerde Staten bij hun aanschrijving „van 2 Mei en 19 December 1D"51, betreffende het verstrekken van „bouwcredieten en het garanderen van geldleningen door gemeenten „aan de gemeentebesturen in dit gewest als een der voorwaarden, „waaronder het, naar hun oordeel, verantwoord is van gemeente wege, hetzij aan particuliere bouwers een bouwcrediet onder hy pothecair verband te verstrekken, hetzij een gemeentelijke garan tie tot betaling van een door derden onder hypothecair verband aan „particuliere bouwers te verstrekken geldlening te verlenen, heb- „ben gesteld, dat er geen sprake mag zijn van het bouwen van een „Z-g. „luxe"-woning;" In verband hiermede dringt spreker er op aan om voorzichtig en nadenkend te werk te gaan. Samenvattend wil hij de regeling beperken tot de ingezetenen en tot woningwetwoningen. Ook heeft hij bezwaar tegen een looptijd van 10 jaar en tegen de verzekering, die bij een looptijd van 40 jaren zeker niet nodig zal zijn. Spreker vindt het ondoenlijk om amendementen in te dienen. Als de door hem kenbaar gemaakte bezwaren worden aangenomen is hij bereid de redactie aan Burgemeester en Wethouders over te laten. De nieuwe redactie kan in de eerstvolgende vergadering worden voorgelegd. Spreker zal zijn stem aan het voorstel geven mits zijn amendementen worden aangenomen. Wordt het voorstel niet ge amendeerd dan zal hij tegen het voorstel stemmen. De heer TOXOPEUS zegt, dat de wethouder de sociale strekking van het voorstel gekoppeld heeft aan het minder risico nemen van de gemeente. Spreker vraagt zich af of het juist is, dat het voorstel volledig aan de sociale strekking wordt vastgehaakt en of de men sen wel in staat zullen zijn om aan hun verplichtingen te voldoen. Als de wethouder zegt, dat de raad over tien jaar de moeilijkheden zal dienen op te lossen, wordt er volgens hem gevaarlijk terrein betreden. Voor spreker is vooral de waardebepaling een groot strui kelblok. Hij meent zijn stem zo niet aan het voorstel te kunnen geven, tenzij er veel veranderingen worden aangebracht in de geest zoals de heer Jongbloed heeft voorgesteld. Het zal een hard gelag voor de K.V.P.-fractie zijn als dit stuk voor de zoveelste keer zou moeten worden aangehouden. Toch vindt spreker het in het belang van de goede zaak, dat het stuk nog wordt aangehouden om de amendementen nader te bekijken. Aangezien Gedeputeerde Staten op de verordening van Eindhoven bepaalde aanmerkingen hebben gemaakt en ook eisen hebben ge steld, meent spreker dat inderdaad de amendementen zullen moeten worden overgenomen. Spreker zal alleen bij amendering zijn stem aan het voorstel geven. De heer KRAMERS deelt mede, dat het hem, gehoord de bezwa-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 115