29 APRIL 1953
123
De heer STUBENROUCH is verheugd, dat het voorstel over het
verstrekken van hypothecaire geldleningen voor de woningbouw
door de raad is aangenomen. Hij vindt het daarom te meer jammer,
dat hij met de voorstellen met betrekking tot het gemengd zwem
men niet kan meegaan.
Spreker deelt mede, dat er sedert de algemene beschouwingen
over de begroting 1953 ten aanzien van onderhavige materie bij de
K.V.P.-fractie weinig is veranderd. Bij een zeer grote groep van de
Bredase bevolking leeft de wens om het gemengd zwemmen niet toe
te staan. De K.V.P.-fractie is derhalve tegen het voorstel.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Jongbloed gedoeld heeft op
het stukje in de Volkskrant, dat onlangs is gepubliceerd met be
trekking tot het verschil in inzicht bij de katholieken over het ge
mengd zwemmen.
Het College van Burgemeester en Wethouders staat in de grootst
mogelijke meerderheid afwijzend tegen het voorstel van de heer
Jongbloed.
Dat gemengd zwemmen in het belang van het vreemdelingenver
keer is wil er bij spreker niet in. Het niet toelaten van gemengd
zwemmen kan ook het toerisme bevorderen. Spreker gelooft, dat het
weinig zin heeft om over het voorstel te discussiëren. Het is een
kwestie van beleid.
De heer JONGBLOED is van mening, dat als men het gemengd
zwemmen thans niet toestaat men onrecht laat wedervaren aan een
belangrijke minderheid van de Bredase bevolking. Deze materie ligt
volgens spreker niet in de geloofsovertuiging. Ook in Nijmegen en
in Vught wordt gemengd zwemmen toegestaan. Hij betwijfelt of de
raad wel de bevoegdheid heeft om over deze aangelegenheid te
oordelen.
Het is volgens spreker niet zijn bedoeling om het gemengd zwem
men onbeperkt toe te staan, maar alleen om het familiebad in te
voeren. Hij wil nog uitdrukkelijk vaststellen, dat het de bedoeling
is de gelegenheid om gesepareerd te kunnen blijven zwemmen, open
te houden.
De K.V.P.-fractie heeft destijds de beslissing over deze zaak aan
gehouden om een nader onderzoek bij de bevolking in te stellen.
Het bevreemdt spreker, dat men tot heden nog niet met de resulta
ten van dit onderzoek is gekomen.
De heer STUBENROUCH meent, dat de heer Jongbloed het ver
keerd ziet. Het beraad heeft uitgewezen, dat de zeer grote meer
derheid van de Bredase bevolking gemengd zwemmen niet wense
lijk acht. Spreker blijft bij de woorden welke hij in eerste instantie
heeft gesproken.
De VOORZITTER stelt voor tot stemming over te gaan.
Er worden 34 geldige stemmen uitgebracht, waarvan 23 tegen en
II voor het voorstel.
Tegen stemmen: Mej. Zr Koppelaar en de heren Verhaak, Kra
mers, Van Gisbergen, Cosijn, Romsom, V. d. Noort, Peeters, F. Mol,
Van Bijnen, Stubenrouch, Verschuren, De Roos, Wezenbeek, Van
Swol, J. Mol, V. d. Eeden, Meijs, Drion, Braakhuis, Van Haperen,
Hustinx, en Koertshuis.
Voor stemmen: Mevr. Slot-Plattel, de heren Brinkerhof, Vermeu
len, Kamphuijs, Van Kampen, Rattink, Toxopeus, Jongbloed, Min-
derhoud, Brekelmans, Van Houten.