142 20 MEI 1953 een bespreking van de bestemming van het eventueel aan te kopen pand Boschstraat 22, doch slechts een principe-besluit over deze aankoop. De heer DRION meent, dat de raad goed zou doen in beginsel tot deze aankoop te besluiten. Uit het schrijven van het college van Regenten blijkt, dat het thans niet mogelijk is de exploitatie rekening sluitend te maken. Wanneer het moet doorgaan dit ge bouw te exploiteren, zal daardoor het aanwezige kapitaal worden opgeteerd. Door de verkoop kan het kapitaal echter worden aange wend voor het gestelde doel, slechts de wijze waarop, zal gaan ver schillen. Het is een gelukkige omstandigheid, dat de gemeente dit gebouw zal kunnen aankopen, omdat het hierdoor mogelijk wordt in de nabije toekomst een tentoonstellingsgebouw te verkrijgen, waarnaar al zo lang is uitgezien. Een moeilijkheid blijft uiteraard de vraag: wat moet geschieden met de broeders, die thans in het Oude-Mannenhuis zijn opgenomen. Het is niet eenvoudig een oude plant te verkassen: en zo is ook be grijpelijk, dat bij belanghebbenden gevoelsargumenten naar voren komen tegen de voorgenomen plannen. Spreker is genegen zijn stem aan het voorstel te geven indien de toezeggging wordt gegeven, dat al het mogelijke zal worden gedaan om aan bezwaren van be langhebbenden tegemoet te komen. Mejuffrouw KOPPELAAR sluit zich bij deze opmerking aan. Zou het mogelijk zijn belanghebbenden en bloc in een ander tehuis onder te brengen? Zij stelt zich voor, dat velen huiveren voor een vertrek naar elders, waarbij zij moeten overgaan naar een andere inrichting, terwijl zij hen met wie zij thans samen wonen en op wie zij zo we derkerig zijn ingesteld, zullen moeten missen. Ook beveelt zij de belangen van het personeel in vaste dienst bij het Oude-Mannenhuis in de bijzondere aandacht van het bestuur aan. De lieer JONGBLOED vindt het van belang, dat de Stichting haar werk, zij het zonder een eigen tehuis, zal voortzetten. Het moet wel vaststaand zijn, dat deg'enen die thans in het Oude-Mannenhuis zijn opgenomen, zich verzekerd kunnen weten van een verdere rustige oude dag. Indien dit het geval is wil spreker gaarne tot aankoop van het Oude-Mannenhuis besluiten, ook al omdat het bezit van het huis een aanwinst voor de gemeente zal betekenen. De heer VAN SWOL meende, dat het Oude-Mannenhuis steunt op een kapitaal, dat voor een bepaald doel bijeengebracht is, zoiets als de Van Coothstichting. Indien dit het geval is, dan vraagt hij zich af of het wel mogelijk is, het Oude-Mannenhuis op te heffen. Liever zou hij dan eventueel een subsidie geven voor het instand houden van het Gesticht. Bij hem rijzen nog vele vragen, waarop hij een antwoord zou moeten hebben voordat hij zou kunnen besluiten als thans door Burgemeester en Wethouders wordt gevraagd. Wat is bijv. de reden, dat er niet zoveel verpleegden meer in de inrichting zitten? Hij twijfelt aan de waarde van de opmerking, dat een vader liever bij de kinderen zou blijven, nu hij enige finan ciële steun ontvangt via de regeling voor ouden van dagen. Wan neer is d'e inrichting ontstaan en wie heeft de bevoegdheid tot op heffing" van de inrichting? Welke rechten hebben de broeders en kunnen deze thans zonder meer uit de inrichting worden gezet?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 142