170
17 JUNI 1953
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
26. Schrijven van 'Gedeputeerde Staten houdende bemerkingen op
de begroting 1953 met ontwerp-antwoord van Burgemeester en wet
houders.
De heer VERMEULEN zegt, dat Gedeputeerde Staten in de nota
van aanmerkingen op de gemeente-begroting 1953 bij post 810 heb
ben medegedeeld dat: „de raming aan de hand van de momentele
„situatie met betrekking tot de kaspositie en de verwachtingen
„i.v.m. de vermoedelijke behoefte aan vlottende middelen in de loop
„van het jaar nader ware te becijferen". In de overgelegde concept
brief antwoordt de raad aan Gedeputeerde Staten als toelichting,
„dat met een raming van 100.000.kan worden volstaan."
In de memorie van toelichting stond destijds echter, dat twee
kasgeldleningen voor 1953 lopende waren met een verschuldigde
rente van 120.000.terwijl daarnaast nog 3°/o geraamd werd
over 6.000.000.is 180.000.zodat totaal 3oo.ooo.voor
rente aan kasgeldleningen is geraamd.
Nu wordt op volgnummer 569 een opbrengst geraamd voor
tijdelijk belegd kasgeld van 295.625.Dit is ongewijzigd gebleven,
zodat de enige conclusie is, dat 295.625.100.000.
195.625.-meer ontvangen dan betaald is.
Dit is een opbrengst van eigen belegde middelen, hetgeen neer
komt op een kapitaal van 650.000.Als dit juist is, dan vraagt
spreker zich af vanwaar dan deze enorme vooruitgang in de kas
positie komt. Is dit niet juist, waarom wordt dan post 569 niet ver
laagd? Spreker zou gaarne willen weten, wat eventueel de oorza
ken zijn van deze verbeteringen in de kaspositie van de gemeente.
Met betrekking tot de Crediet- en Voorschotbank zeggen Gede
puteerde Staten in hun nota van aanmerkingen, dat „Getracht
dient te worden de exploitatiekosten zodanig te beperken, dat het
bedrijf zich bedruipt". Het concept-antwoord van de raad vindt
spreker vrij neutraal: „Door de verhoging der tarieven alsmede
door de mechanisatie der administratie wordt een belangrijk gunsti
ger exploitatie-uitkomst verwacht."
De mechanisatie zal -dit jaar nog weinig doorwerken, terwijl
verlaging van de omzet eveneens van grote invloed zal zijn op de
exploitatie van de dienst.
Hij verzoekt in het antwoord aan Gedeputeerde Staten rekening
te houden met de door dit College voorgeschreven credietbeperking.
De VOORZITTER zegt, dat het verschil in kasgeldrente zit in de
gunstiger kasgeldpositie van nu, vergeleken bij het moment waarop
de begroting werd opgemaakt. Dit is voor Breda een enorme mee
valler. Spreker kan niet aannemen, dat de tegenpost geheel buiten
berekening is gebleven. Het is mogelijk, dat de kasgeldlening van
300.000.is afgelost en dat een nieuwe lening is gesloten tegen
een gunstiger rentepercentage.
Inderdaad is er volgens spreker aanleiding om het antwoord aan
Gedeputeerde Staten met betrekking tot de Crediet- en Voorschot
bank enigszins voorzichtiger te stellen. Hij verzoekt de raad de
redactie aan het college van Burgemeester en Wethouders over
te laten.
De heer VERMEULEN vraagt wat bedoeld wordt met de mede
deling, -dat de kasgeldmarkt beter is geworden. Wordt hiermede be
doeld, dat de eigen middelen gunstiger zijn geworden, zodat minder