192
15 JULI 1953
het oog op de vaststelling der huisnummers van de betreffende
winkelblokken is zulks noodzakelijk, omdat aan weerszijden van
voornoemde winkelblokken ingangen voorkomen. Het lijkt Burge
meester en Wethouders voor de hand te liggen aan dit plein, dat de
Dr Struyekenstraat door midden deelt, eveneens de naam van Dr
Struycken te verbinden.
Indieni aan het bedoelde plein een naam is gegeven, kan de naam
„Planciusstraat" vervallen en kan de benaming „Dr Mollerweg"
worden beperkt tot het straatgedeelte tussen de Fröbelstraat en de
Jan Ligthartstraat.
Spreker stelt derhalve namens Burgemeester en Wethouders voor:
1. aan het door hem bedoelde plein de naam te geven van: Dr
Struyckenplein" en
2. de bij raadsbesluit van 18 October 1949 gegeven naam Plancius
straat vervallen te verklaren en de Dr Mollerweg te beperken tot
het straat gedeelte gelegen tussen de Fröbelstraat en de Jan
Ligthartstraat.
De raad besluit overeenkomstig dit voorstel.
Verder deelt Wethouder VAN HOUTEN mede, dat het Bouwbe
drijf Van Eijkelenburg de gemeente een kunststenen beeldje wil aan
bieden, waarvan de raadsleden het model in de leeskamer hebben
kunnen zien. Dit beeldje zal geplaatst worden in de vijver voor de
winkelflats in het Heuvelkwartier.
Spreker stelt namens Burgemeester en Wethouders voor om dit
beeldje, waarvan de ontwerper anoniem wenst te blijven, in dank
te aanvaarden.
De heer VAN DEN EEDEN heeft er persoonlijk bezwaar tegen,
dat dit beeldje in de vijver in het Heuvelkwartier geplaatst zal wor
den. Spreker ziet liever een fleuriger beeldje, zoals onlangs geplaatst
is in het plantsoentje nabij de Irenestraat. Dat beeldje is lieflijk en
iedereen ziet het daar graag staan. Waarom wordt er nu een beeldje
geplaatst dat niet iedereen kan waarderen en accepteren?
Wethouder VAN HOUTEN merkt op, dat de houding van het
beeldje zodanig is, dat daar niemand aanstoot aan behoeft te nemen.
De vergelijking tussen het beeldje in de Irenestraat, dat een bloe
menmeisje voorstelt en het hierbedoelde beeldje, een meisje dat ver
frissing in het water zoekt, gaat niet op. Het beeldje dat in de vij
ver geplaatst wordt, zal het daar zeker goed doen. Daarbij komt dat
het in de vijver enige meters van de kant geplaatst zal worden en
dus een eind van de rijweg zal afstaan, zodat niemand het van heel
dichtbij zal kunnen gadeslaan.
De heer J. MOL is het met de heer Van den Eeden eens. Hij
vraagt zich af of men het beeldje in de huiskamer zou plaatsen. Hij
kan het niet' aanvaarden. Volgens spreker heeft de raad in deze een
grote verantwoording.
De VOORZITTER deelt mede, dat deze kwestie ook in de verga
dering van Burgemeester en Wethouders uitvoerig is besproken.
Burgeme-ester en Wethouders zijn echter unaniem van mening, dat
het beeldje voor niemand stotend kan zijn.
Hierna besluit de raad het beeldje onder dank te aanvaar
den met aantekening, dat de heren Van den Eeden, J. Mol
en Van Gils er tegen zijn.