6 AUGUSTUS 1953
201
streden beslissing van Gedeputeerde Staten en deze mitsdien behoort
te worden gehandhaafd;
De heer JONGBLOED merkt op, dat de raadscommissie ook van
deze beslissing had kennis genomen. De van de gangbare jurispru
dentie afwijkende mening' van Gedeputeerde Staten van Z. Holland
is door de Kroon niet overgenomen. Integendeel; deze heeft zich ge
houden aan een beoordeling' van de toestand, bestaande op het mo
ment van 's Kroons beslissing.
Wethouder ROMSOM zegt vernomen te hebben, dat het ontslag'
van de heer Stubenrouch aan de middelbare meisjesschool in ieder
geval zal ingaan vóór 1 September a.s.. Welke datum echter is hem
niet bekend.
De heer COSIJN merkt op, dat in een brief van het bestuur van
het O.L. Vr. Lyceum alleen is medegedeeld, dat de heer Stubenrouch
vanaf 1 September slechts les zal geven aan de gymnasium-afdeling.
De heer VAN BIJNEN meent te mogen veronderstellen, dat het
bestuur de datum van 1 September heeft genoemd, omdat dit naar
een aanvaardbare mening de critieke datum zou zijn. In feite wordt
gedurende de maand Augustus geen les aan de middelbare meisjes
school gegeven.
De heer VERMEULEN stelt de vraag of gedurende de Augustus
maand het dienstverband verbroken wordt. Wordt er dan geen sa
laris uitbetaald'?
De VOORZITTER veronderstelt, dat dit laatste wel het geval zal
zijn.
De heer TOXOPEUS meent, dat het in feite op hetzelfde neer zal
komen, hoe de raad ook beslist, omdat de heer Stubenrouch bij een
beroep op een afwijkende beslissing' van de raad in het gelijk, zal
worden gesteld. Niettemin heeft de commissie het juister geacht,
de raad te adviseren zich te houden aan de gangbare jurisprudentie.
Op sprekers Verzoek heeft de heer Stubenrouch hem nog medege
deeld, dat de middelbare meisjesschool een onderdeel is van het ly
ceum. Als leraar aan het lyceum kan hem worden opgedragen be
paalde lesuren aan de middelbare meisjesschool te geven. Als ge
zegd kan worden, dat de heer Stubenrouch thans geen les meer
geeft aan de middelbare meisjesschool, is de zaak in orde.
De VOORZITTER oppert de mogelijkheid om nog staande de ver
gadering telefonisch aan de heer Stubenrouch de gewenste inlich
tingen te vragen.
De heer VAN GILS stelt het op prijs de beslissing uit te stellen
tot de vergadering van de volgende week. Hij meent, dat telefonische
inlichtingen in deze onvoldoende zijn.
De VOORZITTER zegt, dat de Wet een beslissing vraagt Vóór 10
Augustus. Een fatale datum is dit echter niet; als de raad meent
de beslissing' thans niet te kunnen nemen kan de zaak opnieuw wor
den aangehouden.
De heer TOXOPEUS stelt voor om aan een beslissing omtrent de