6 AUGUSTUS 1953
203
t.a.v. de kermis, die in Ginneken wordt gehouden. In het vak
blad van de kermisexploitanten „Ons belang" is destijds medege
deeld, dat deze kermis zal worden gehouden in aansluiting op de
feesten. Dit heeft bepaalde verwachtingen gewekt en de inschrijf-
prijzen zijn daarop gebaseerd. Door de beslissing omtrent de ver
lenging van de feesten is men hierop teruggekomen. Spreker zou
haast geneigd zijn een en ander in zakelijk opzicht onfatsoenlijk te
noemen.
Voor de v'erlenging van de feesten is eigenlijk geen enkel motief
genoemd; toch acht spreker het niet anders mogelijk dan dat de
raad een gemotiveerde beslissing neemt, waarom deze gaarne na
dere inlichtingen zal vernemen.
Spreker meent, dat het niet juist is om de feesten zonder meer
een voordeel te noemen voor de middensta.nd. Dit kan wellicht
het geval zijn voor de middenstandszaken in het centrum van de
stad, omdat er door de feesten een grote zuigkracht naar de
binnenstad ontstaat. In middenstandskringen van de andere wij
ken schijnt men juist niet geporteerd te zijn voor een v'erlenging
der feesten.
S'preker betreurt de wijze waarop ook deze kwestie weer is be
handeld, temeer omdat het stichtingsbestuur overigens blijk geeft
haar zaken wel te kennen.
De heer VAN KAMPEN informeert eveneens naar de kwestie
van de kermis in Ginneken.
De heer RATTINK meent nog geen beslissing te kunnen nemen:
de stichting heeft wel gezegd, dat er veel motieven voor de ver
lenging zijn, maar geen enkele is er genoemd.
De heer BREKELMANS wijst op de klachten omtrent de ver
hoging van de entreeprijzen. Het stichtingsbestuur doet naar zijn
mening bepaalde dingen, die naar sprekers mening niet juist zijn.
De burgers van Breda schuiven deze onjuistheden op het dak van
het gemeentebestuur.
De heer VAN GILS is het met de vorige sprekers niet eens voor
zoverre zij critiek hebben op de verlenging van de feesten, welke
veel vreemdelingen naar Breda trekken. Wel heeft spreker bezwaar
tegen de bijbetaling voor de passes-partout. Kunnen de kermis
exploitanten geen financiële genoegdoening krijgen?
De heer BRINKERHOF herinnert eraan hoe door een goochelaar
op het feestterrein beslist moest worden omtrent de verlenging
Van de feesten. Had deze man nog wat verder in de toverhoed ge
keken, dan had hij wellicht onmiddellijk kunnen mededelen, dat
die verlenging de ontstemming van de raad met zich zou brengen.
Spreker betwijfelt of tot cTe afsluiting van het Valkenberg, een
openbaar park, door het stichtingsbestuur kon worden besloten.
Behoort dit niet tot de competentie van de raad?
De VOORZITTER merkt op, dat het krachtens een delegatie
van de raad aan Burgemeester en Wethouders mogelijk is, dat door
hen het Valkenberg aan de Stichting ter beschikking wordt gesteld.
Spreker wil niet ontkennen, dat de raad in zekere zin voor een
voldongen feit is geplaatst.
Wat de advertentie betreft in het vakblad Van cTe kermisexploi
tanten, meent spreker te mogen stellen, dat deze aangelegenheid