12 AUGUSTUS 1953 211 Tegenwoordig: Mevr. E. M. SLOT-PLATTEL, Mejuffrouw J. P. KOPPELAAR, H. BIEMANS, G. J. BRAAKHUIS, J. D. F. BRIN KERHOF, H. J. C. COSIJN, C. VAN DEN EEDEN, A. J. J. VAN GILS, N. W. C. VAN GISBERGEN, A. VAN HAPEREN, H. J. VAN HOUTEN, Mr J. P. HUSTINX, A. JONGBLOED, J. VAN KAMPEN, J. J. KAMPHUIJS, L. J. F. KOERTSHUIS, D. J. A. KRAMERS, J. A. MEIJS, G. MINDERHOUD, F. H. M. MOL, J. J. MOL, F. P. VAN DE NOORT, C. PEETERS, A. J. A. RATTINK, A. P. ROMSOM, C. A. M. DE ROOS, C. A. H. VAN SWOL, J. VERSCHU REN, A. J. WEZENBEEK. Afwezig de heren: A. C. A. BREKELMANS, J. M. VAN BIJ- NEN, Mr B. W. M. DRION, Dr L. VAN EGERAAT, Drs G. C. STUBENROUCH, Mr E. H. TOXOPEUS, Drs O. G. E. M. VER HAAK en J. F. V. VERMEULEN. Voorzitter: de heer Mr Dr C. N. M. KORTMANN. Secretaris: de heer Mr Ph. I. E. VAN WOENSEL. De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit, waarvan de tekst is opgenomen in artikel 8a van het Regle ment van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad. Bericht van verhindering is binnengekomen van de heren: A. C. A. BREKELMANS en Drs G. C. STUBENROUCH. De heer VAN SWOL wenst een voorstel van orde te doen. Bij de behandeling van de geloofsbrieven van de heer Stubenrouch is ge bleken, dat deze enige tijd als raadslid is aangebleven, terwijl hij les gaf aan de middelbare meisjesschool en daardoor een met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekking bekleedde. Spreker is van mening, dat hetgeen de wet voor een dergelijk geval voorschrijft, dient te geschieden. Het college van Burgemeester en Wethouders treft in deze geen verwijt, omdat ook zij van deze situatie onkundig zullen zijn geweest. Reeds in de vorige vergadering heeft hij deze aangelegenheid aan de orde willen stellen. De VOORZITTER meent, dat deze kwestie het best besproken kan worden bij agendapunt 26 inzake het onderzoek van de ge loofsbrieven van de heer Stubenrouch. De heer VAN SWOL zegt, dat hij zulks in de vorige vergadering heeft willen doen, maar dit werd hem toen niet mogelijk gemaakt omdat deze kwestie niet op de agenda stond. De VOORZITTER zegt geen bezwaar te hebben deze kwestie te bespreken bij het door hem genoemde agendapunt; wel acht hij het onjuist dit op dit moment te doen, tenzij de raad zou besluiten deze aangelegenheid als urgent te verklaren en vóór de eigenlijke agenda te willen behandelen. De heer VAN SWOL gaat accoord met de behandeling van de door hem aan de orde gestelde kwestie bij agendapunt 26. Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de agenda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 211