12 AUGUSTUS 1953
213
werking van de raad in deze te mogen vragen. Wanneer men zich
niet wederkerig aan bepaalde afspraken houdt, kan het vragen-
recht voor het college wel uitermate bezwaarlijk worden.
Het schrijven wordt hierop voor kennisgeving aange
nomen.
2 k. Antwoorden op door raadsleden gestelde vragen.
De heer WEZENBEEK heeft reeds enige tijd. geleden vragen
gesteld omtrent het leggen van tegels in de Franklin Roosevelt-
laan, maar heeft daar nog niets op gehoord. Andere vragen in
latere vergaderingen gesteld, zijn reeds beantwoord.
De VOORZITTER zal dit doen nagaan. In het algemeen wordt
gestreefd naar een zo snel mogelijke beantwoording der vragen.
De gegeven antwoorden worden voor kennisgeving aan
genomen.
De VOORZITTER deelt mede, dat een schrijven ontvangen is
van de Gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie, dat hij
nog gaarne in deze vergadering ter kennis van de raad brengt.
Op verzoek van de VOORZITTER leest de secretaris deze brief
van 10 Augustus 1953 voor, welke luidt:
Zeer; geachte Burgemeester,
Nu, zoals wij militairen het plegen uit te drukken, de kruitdamp
enigszins opgetrokken is en men een blik naar achteren kan wer
pen zonder dat deze te veel beneveld wordt, komt het mij gepast
voor U, Mijnheer de Burgemeester de hartelijke dank van het Of
ficieren en Docentencorps der Koninklijke Militaire Academie over
te brengen voor het prachtige geschenk waarmede U ons wel heeft
willen vereren.
En ik verzoek U, in dezen dank te willen betrekken, Uw College
van Wethouders bij wier aanwezigheid dit geschenk mij aangebo
den werd, maar ook de gehele Raad der Gemeente Breda.
Nog is het feestgeruis niet van de lucht en genieten duizenden
dagelijks van de schone verlichting in stad en park, maar toch kan
men reeds spreken van een groots en eensgezind feest, rondom
de jarige Academie.
Op verschillende tijdstippen hebben schier alle stadgenoten ge
tuigenis afgelegd van hun verknochtheid aan dit instituut en
daarmede de vele banden tussen kasteel en stad versterkt.
Het is mij een eer geweest, Mijnheer de Burgemeester, hiertoe
het mijne te hebben kunnen bijdragen. Zoals alle mensenwerk was
het dikwijls onvolkomen en gebrekkig maar het uiteindelijke doel
ten volle waard.
Met grote voldoening zien wij allen, bewoners van het kasteel
van Breda, terug op de afgelopen feestweken en spreken de hoop
uit dat ook de inwoners Uwer stad aan dit feestelijk intermezzo
goede herinneringen mogen bewaren.
Met mijn zeer beleefde groeten en gevoelens van de meeste
hoogachting heb ik de eer te zijn,
Uwe dw,
w.g. K. F. Puffius