12 AUGUSTUS 1953
223
loofsbrieven van d'e tot lid van de raad benoemde heer Stubenrouch.
De heer WEZENBEEK merkt op dat het schriftelijk advies van
de commissie tot onderzoek eerst laat is uitgebracht, zodat moge
lijk niet alle raadsleden daarvan hebben kunnen kennisnemen. Hij
verzoekt dit advies te doen voorlezen.
Op verzoek van de VOORZITTER leest de secretaris dit ter visie
gelegde advies voor.
De heer VAN SWOL zegt dat hij tegen de toelating van de heer
Stubenrouch zal stemmen omdat naar zijn mening maatgevend blijft
de verklaring van het bestuur! van het Onze Lieve Vrouwe Lyceum
welke eerder werd overgelegd.
De heer WEZENBEEK maakt bezwaren tegen deze geloofsbrie
ven en zal zo nodig in beroep gaan bij Gedeputeerde Staten.
Hierop besluit de raad met 24 stemmen voor en 4 tegen
tot toelating van de heer Drs G. C. Stubenrouch tot de
raad.
Voor stemmen Mevrouw Slot-Plattel en de heren Van
Houten, Rattink, Van Haperen, Van de Noort, Minderhoud,
Kamphuijs, J. Mol, Brinkerhof, Meijs, Van den Eeden,
Verschuren, Peeters, de Roos, Kramers, Biemans, Jong
bloed, Cosijn, Braakhuis, Romsom, Van Kampen, Van Gis
bergen, Hustinx en F. Mol.
Tegen stemmen Mejuffrouw Koppelaar en de heren
Van Swol, Wezenbeek en Van Gils.
27. Benoeming van twee godsdienstleraren in tijdelijke dienst
aan de gemeente ambachtsschool en de school voor scheepsvverk-
tuigkuisdigen.
28. Herbenoeming van een aantal leraren aan de gemeente am
bachtsschool en de school voor scheepswerktuigkundigen.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
29. Het verlenen van rijwiel toelage aan werklieden met terug
werkende kracht.
De heer VAN SWOL betreurt het prae-advies, dat Burgemeester
en Wethouders op zijn voorstel hebben gegeven. Ongeveer gelijk
tijdig (in 1947) dat de raad besloot een vergoeding te geven aan
de directeur van Openbare Werken voor het gebruik van een auto,
werd een voorstel gedaan door de vakorganisaties om aan de werk
lieden van deze dienst een rijwieltoelage te geven. De beslissing
omtrent dit verzoek heeft zeer en zeer lang op zich laten wachten.
Toen eindelijk besloten werd tot het geven van rijwielv'ergoeding,
was het voor spreker zonder meer duidelijk, dat deze terugwerken
de kracht zou moeten hebben tot 1947. Herhaaldelijk heeft spre
ker hieromtrent vragen gesteld bij de rondvraag. Hem is toen onder
meer gezegd, dat het moeilijk tq berekenen zou zijn waarop men
recht zou hebben. Spreker heeft hierop de suggestie gedaan over
de verstreken periode een vergoeding te geven naar rato van het
rijwielgebruik in de eerste maanden van dit jaar. In het ontvan
gen prae-advies wordt thans medegedeeld, dat het moeilijk is uit