232
1 SEPTEMBER 1953
Moge er, door aller gemeenschappelijke inspanning, vrede en
welvaart heersen in de goede stad Breda.
3. Verkiezing van wethouders.
De heer SONDERMEIJER vraagt of er candidaten gesteld kun
nen worden.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit tot de bevoegdheid van de
raad en de verschillende groeperingen daarin behoort.
De heer SONDERMEIJER vraagt of van deze bevoegdheid ge
bruik is gemaakt.
De VOORZITTER zegt, dat tot nu toe geen candidaten gesteld
zijn en vraagt of de Raad thans candidaten wenst te stellen.
Niemand der leden wenst van deze gelegenheid nu ge
bruik te maken.
De heer KLOMPERS zegt, dat het naar het oordeel van de Ka
tholieke Nationale Partij, welke hij vertegenwoordigt, gezien de
uitslag van de gehouden verkiezing, redelijk is, wanneer de K.V.P.
twee wethouderszetels zal krijgen en de Katholieke lijst Meijs en
de Partij van de Arbeid elk een. Om alle misverstand te voorko
men, vestigt hij de aandacht erop, dat hij de wethouderszetel voor
deze laatste partij niet betwist, en dat hij ook geen bezwaren heeft
tegen de persoon van de heer Van Houten.
Echter kan spreker op grond van het partijprogramma der Katho
lieke Nationale Partij, gezien de lands- en de gemeentepolitiek,
welke de Partij van de Arbeid voert, aan een verkiezing van een
lid van laatstgenoemde partij niet medewerken. Evenmin is het
hem mogelijk enige steun te geven aan de verkiezing van de leden
van de Katholieke Volkspartij, omdat deze nog steeds een rooms-
rode coalitie in stand houdt. Een candidatuur van de heer Meijs
zal spreker echter steunen, omdat diens groepering, zij het dan nog
maar op een voorlopige en beperkte wijze, het verband met de
K.V.P. heeft verbroken. Spreker meent, dat de eerlijkheid gebiedt,
dat hij ten deze duidelijk zijn mening stelt.
De heer JONGBLOED heeft waardering voor de opvatting van
de heer Klompers omtrent de verdeling der wethouderszetels over
de grootste groeperingen in de raad. Hij accepteert diens verkla
ring, dat hij zijn stem niet zal geven aan een lid van de Partij van
de arbeid. Uiteraard betreurt spreker dit wel, omdat dit reeds bij
voorbaat de mogelijkheden beperkt tot een goede samenwerking. Hij
vraagt zich af, in hoeverre de verplichtingen van partijreglemen
ten, als de heer Klompers deze heeft gesteld, zich verdragen met
de zojuist afgelegde belofte of eed, tot het dienen van het algemeen
belang van de gemeente. Aangezien hij de betekenis van de door
de heer Klompers afgelegde verklaring thans niet direct geheel
kan overzien, zal hij zich daarover nader beraden. Spreker meent
voorts dat deze verklaring van niet-samenwerking betekenis kan
hebben bij de verkiezing van leden voor de diverse raadscommis
sies.
Op voorstel van de VOORZITTER gaat de raad daarna over tot
stemming in de eerste vacature van de wethouders.