14 JANUARI 1953 25 naar de Sociale Economische Raad. Uit het rapport van de Sociale Economische Raad is gebleken, dat de meerderheid geen progressie in de kinderbijslag wil verlenen. De gemeenteraad is rechtens bevoegd een regeling als voorgesteld vast te stellen. De vraag of het juist is, dat het lager orgaan daar toe overgaat, is een kwestie van beleid. In dit verband mag worden gewezen op het feit, dat de gemeentebesturen met hun interim regeling ziektekosten op dezelfde wijze vooruitliepen op een Rijks regeling. Nu werpt men hiertegen op, dat de kwestie toen anders lag: toen waren er positieve toezeggingen, welke niet werden ge realiseerd. Deze opwerping is, althans voor de gemeente Breda, niet juist. In December 1950 deed de Minister van Binnenlandse Zaken positieve toezeggingen in de Tweede Kamer bij de behan deling van het hoofdstuk Binnenlandse Zaken voor 1951. Zonder daarmede vooraf op de hoogte te zijn besloot Uw raad reeds in Juli 1950 tot het treffen van de interim-regeling ziektekosten. Het sedert 1946 bekende standpunt van de Minister van Binnenlandse Zaken luidde (brief aan het gemeentebestuur van Breda van 16 December 1946): „Met het oog hierop acht ik het niet gewenst, dat de lagere publiekrechtelijke organen in dit stadium enigerlei maatregel met betrekking tot deze materie nemen. Ik moge Uw College mitsdien verzoeken van Uw voornemen tot het vaststellen van een regeling ten deze af te zien". In het raadsvoorstel (Bijla gen 1950, no. 251) van 21 Juli 1950 hebben Burgemeester en Wet houders naar die gang van zaken verwezen. Nu ook de provincie Noord-Brabant en verschillende gemeenten het voorbeeld van Maastricht volgen, wordt gehoopt, dat hiermede een even gunstig resultaat wordt verkregen, als destijds met de interim-ziekte kostenregeling. In het voorstel is reeds uitdrukkelijk medegedeeld, dat het vooralsnog meer gaat om de erkenning van het beginsel zelve, dan om een feitelijk volledige uitwerking daarvan. Inderdaad bedraagt de verbetering voor het lager bezoldigd personeel voor het 4e, 5e en 6e kind slechts 3 x f 12.f 36.per jaar en voor het le kind f 24.per jaar, in totaal Voor dit kindertal f 60.per jaar, doch men moet er rekening mede houden dat door de invoe ring van de 3% regeling voor het lager bezoldigd personeel reeds een betere toestand werd geschapen. Bij deze regeling bleven de hogere inkomens in verhouding verre ten achter. Spreker deelt nog mede, dat hij de woorden van de heren Van Egeraat en v. d. Eeden ten volle onderschrijft. Hij wenst niet het voorbeeld van Frankrijk en België te volgen. De overheid heeft een taak om de grote gezinnen in hun moeilijkheden bij te staan. De heer TOXOPEUS wil zijn opmerking, dat het parlement deze zaak al heeft afgewezen rectificeren en zegt bedoeld te hebben, dat het parlement er nog niet aan toe is. Spreker zegt de redenering van de heer Van Egeraat niet te be grijpen. Met betrekking tot de woorden van de heer v. d. Eeden deelt hij mede, dat de overheid niet zegt, dat er kinderen voortge bracht moeten worden. Mogelijk zegt de R.K. Kerk dat er gezin nen met veel kinderen moeten zijn, doch zij ziet in de kinderbijslag toch geen premie op het krijgen van kinderen. Hij deelt verder mede, dat hij van een verder debat op dit terrein van beide partijen geen resultaat verwacht en hij hoopt dat niemand hem verkeerd heeft begrepen. De heer VERMEULEN zegt niet te willen bestrijden, dat de over heid in deze geen taak zou hebben. Dat de P.v.d.A. tegen zal stem-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 25