28
14 JANUARI 1953
drag toch zeker ook voor het onderhavige doel zal worden verleend.
Hij wil echter liever eerst het voorstel in zijn fractie bespreken
en verzoekt het voorstel aan te houden.
De VOORZITTER stemt hierin toe.
De heer VAN SWOL zegt dat in de vorige raadsvergadering de
oommissie woonruimtewet voor 1953 opnieuw is benoemd. De wij
ziging van het reglement van orde heeft echter bepaalde spanningen
opgewekt. Spreker zegt tegen een en ander in beroep te zullen
gaan, wat ook in de commissie zal worden besproken. Hij meent,
dat verdere spanningen kunnen worden voorkomen indien de raad
beslist om de reglementswijziging, hangende het beroep, niet toe te
passen. Het komt hem voor dat de Minister dan ook vlugger ant
woord zal geven. Hij stelt de raad derhalve voor te besluiten over
eenkomstig zijn verzoek.
De VOORZITTER vraagt of het voorstel gesteund wordt.
De heer RATTINK steunt het voorstel.
De VOORZITTER deelt mede, dat volgens het reglement van
orde voor de raad het voorstel door 3 andere leden moet worden
gesteund, zodat het voorstel niet in behandeling komt.
De heer BRINKERHOF dankt het college van Burgemeester en
Wethouders en de Commissie voor Sociale aangelegenheden voor de
inwilliging van het verzoek van de Bond voor Gepensionneerden
om een Kerstgave te verstrekken.
Hierna houdt spreker de gevraagde interpellatie.
Mijnheer de Voorzitter,
Wanneer ik de navolgende vragen tot het College Van Burgemees
ter en Wethouders richt, dan is dat over een zaak, die mij ernstig
heeft getroffen en die mij geen rust geeft vóór dat ik hierover
mijn gevoelens heb uitgestort.
Ik zou deze zaak in drieën willen splitsen, n.l. de benoeming van
de Commissie ex art. 8 van de Woonruimtewet, de vordering van
het pa,nd Valkenierslaan door deze Commissie en het tekenen van
het Vorderingsbevel namens Uw College.
1. Voor de goede gang van zaken, wil ik namen van de betrokke
nen weglaten en deze noemen A en B.
In het gezin A is sedert jaren de vrouw lijdende aan een ziekte,
die in hevigheid toenam. Om deze redenen kocht de heer A een
pand dat tegenover ziin zaak gelegen was. Aangezien dit pand te
groot was voor zijn gezin, bestaande uit twee personen, besloot hij
aan te vragen om dit pand te mogen splitsen, waarvoor hij bereids
de goedkeuring van Openbare Werken kreeg. Op de bovenverdieping
zou een woonruimte ontstaan die geschikt zou zijn voor 5 a 6 per
sonen terwijl de parterre dan juist groot genoeg zou zijn voor 2
personen.
Het mocht niet zo zijn. De bewoner van het pand werd een an
dere woning toegewezen. Waarom is echter voor mij een vraag,
aangezien dit pand in meer dan voldoende mate ruimte bevatte
voor dit gezin. Toen nu bekend was, dat dit gezin de woning zou
verlaten en weer, Mijnheer de Voorzitter, het toewijzen van een
andere woning reeds lang in voorbereiding was kwam er een