11 NOVEMBER 1953 293 groepen, om zich op maatschappelijk gebied te laten helpen door instellingen, uit het particulier initiatief ontstaan? Naar het oor deel van Burgemeester en Wethouders is dit niet het geval omdat voor deze groep de openbare instellingen van weldadigheid open staan. Deze argumentatie lijkt spreker niet juist. Óok de confes sionele personen en gezinnen kunnen zich wenden tot een openbare instelling als de gemeentelijke dienst voor sociale zaken. Nu een maal de gewoonte is ontstaan om subsidie te geven aan de uit het particulier initiatief ontstane verenigingen voor maatschap pelijk werk, komt het spreker voor, dat thans ook aan Humanitas een subsidie niet onthouden mag worden. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS wijst er op, dat men het paard van Troye zou binnen halen wanneer men aan alle levens beschouwingen een subsidie zou willen geven, indien deze daarom Verzoeken, voor het verrichten van maatschappelijk werk. Het is onjuist verschillende verenigingen van levensbeschouwelijke aard, op een lijn te willen stellen met de godsdienstige richtingen. Boven dien gaat het hier in feite om een vereniging, die ongeveer 75 leden telt. Het principiële bezwaar is echter, dat deze vereniging zich vijan dig stelt tegenover de godsdienst. In de tijdschriften van de huma nistische vereniging treft men keer op keer uitdrukkingen als: „godsdienst is een fictie" en „het kerstverhaal is een dom en oud verhaal". Verdraagzaamheid betekent, dat men andermans levens houding accepteert. Zij is naar haar aard passief, maar eist niet, dat ook een actieve hulpverlening wordt gegeven. Naar haar me ning zullen alleen zeer bepaalde omstandigheden daartoe kunnen leiden, welke niet aanwezig zijn. De heer JONGBLOED heeft het onprettige gevoel, dat van de zijde van de K.V.P.-fractie moeite wordt gedaan om een onrecht, dat men wil begaan, goed te praten. In 1951 is op voorstel van Burgemeester en Wethouders aan Humanitas een subsidie verleend. Door een der raadsleden van de K.V.P. werd dit besluit zelfs toegejuicht. Spreker begrijpt niet, waarom het, nadat eind 1952 het subsidie verzoek voor 1953 werd aangehouden, nog een jaar heeft moeten duren, voordat Burgemeester en Wethouders met een voorstel van zo'n simpele inhoud konden komen. Spreker wil thans een onderscheid maken tussen de subsidiever lening van 1953 en 1954. Nadat voor 1952 een subsidie was ver leend, zonder dat enige moeilijkheid in de raad was gebleken, kon Humanitas naar sprekers mening min of meer rekenen op een zelfde subsidie voor 1953. Spreker acht in ieder geval onjuist, dat nu eind 1953 besloten zou worden om dit subsidie toch niet toe te kennen. Hij zal dan ook een voorstel indienen tot het ver lenen van een subsidie over 1953. Het subsidie over 1954 had eventueel aan de orde kunnen worden gesteld bij de behandeling van de begroting over dat jaar. Tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft spre ker meerdere ernstige en principiële bezwaren. Naar sprekers oor deel hebben Burgemeester en Wethouders de principiële kwestie, waarom het hier gaat, niet aangeroerd. Het gaat hier om een tak van maatschappelijk werk n.l. de gezinshulp, welke geheel is over gedragen aan particuliere instellingen. Wanneer Burgemeester en Wethouders stellen, dat een bepaalde groep van de bevolking te recht zou kunnen bij de gemeentelijke dienst voor sociale zaken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 293