11 NOVEMBER 1953 295 Spreker merkt op, dat het beslist onjuist is om de Partij van de Arbeid gelijk te stellen met Humanitas of met het Humanistisch Verbond. In Humanitas en in het Humanistisch Verbond werken mensen samen van geheel verschillende politieke opvattingen. Ook is het onjuist het Humanistisch Verbond geheel gelijk te stellen met Humanitas en uitlatingen, gedaan door leden van het Huma nistisch Verbond, aan Humanitas aan te wrijven. Wil men de geest en het werk van Humanitas beoordelen, dan zal men moeten terug grijpen op haar orgaan „Van Mens tot Mens". Opmerkingen als door Mevrouw Van Mierlo aangehaald, zal men daarin niet aan treffen. Spreker ziet ook niet in, dat men gewetensbezwaar zou kunnen maken voor een subsidieverlening aan Humanitas, nu mensen van geheel andere levensbeschouwingen niettemin bereid zijn, het werk van Humanitas te steunen. Spreker moge in dit verband verwijzen naar de gelukwensen, die Humanitas bij de opening van haar kin dertehuis „Ellinchem" kreeg van Hare Majesteit de Koningin (welke brief is opgenomen in het Novembernummer 1952 van Mens tot Mens). Ook onder katholieken zijn er verschillende op vattingen en zouden er uitspraken aan te halen zijn van katholie ken, die er zich mede kunnen verenigen, wanneer de Overheid het werk van Humanitas steunt. Wil de tollerantie werkelijkheid worden, dan zal zij tot een daad moeten leiden en dan zal men Humanitas moeten subsidiëren. De VOORZITTER zegt zich te zullen beperken tot het prae-ad- vies, dat Burgemeester en Wethouders hebben uitgebracht. Hij kan de opvatting niet delen, dat dit mager en onvoldoende zou zijn. In de soberheid ligt duidelijk verscholen een motivering, welke ook Mevrouw Van Mierlo reeds naar voren heeft gebracht, dat er een verschil bestaat tussen het werk, steunende op de religie en het overige particuliere initiatief. Burgemeester en Wethouders heb ben gemeend zich te moeten beperken tot deze bestuurlijke moti vering. Hierbij gaat de meerderheid van het college er van uit, dat zij, die geen beroep doen op de religieuze instelling en in dit op zicht neutraal zijn, inderdaad terecht kunnen bij de openbare in stellingen, welke een zelfde neutraliteit past. Spreker wil toegeven, dat de formulering van het voorstel niet geheel juist is, in zover daarin niet verwezen is naar de Burgerlijke Instelling van Weldadigheid. Indien deze instelling op het ogenblik geen gezinshulp verleent, betekent dit nog niet, dat zij deze hulp niet in de toekomst kan gaan verlenen. In het voorstel van Burge meester en Wethouders is hetzij wellicht ten overvloede opge merkt zeker geen gebrek aan eerbied voor enige levensbeschou wing aanwezig. Spreker kan zich niet met de opvatting van de heer Jongbloed verenigen, waar deze heeft gesteld, dat een subsidie over 1953 ver leend zal moeten worden, omdat Humanitas te goeder trouw dit subsidie nog zou verwachten. Spreker meent namelijk te moeten betwijfelen, of deze verwachting redelijk genoemd kan worden. Het zal toch duidelijk zijn, en zeker voor iemand met een politieke ervaring als de heer Jongbloed, dat om belangrijke redenen deze subsidieverlening een jaar geleden is aangehouden, waardoor het twijfelachtig werd of zij opnieuw zou worden verleend. Spreker meent overigens niet in discussie te moeten treden voor wat betreft de vraagpunten naar principiële levenshouding, maar deze discussie aan de raad te moeten overlaten. Ook het prae-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 295