11 NOVEMBER 1953 307 benoeming van Dr Sluiter al dan niet is verleend: Ter secretarie is hieromtrent geen schrijven ontvangen. Spreker vermag niet in te zien, dat er in deze aangelegenheid gesproken zou kunnen worden van een geval, dat analoog ligt aan een voordracht van de commissie voor het nijverheidsonderwijs. Inderdaad heeft spreker nog in deze vergadering bij een voor gaand agendapunt erop gewezen, dat deze commissie naar best ver mogen een voordracht had opgesteld. In deze commissie is de raad echter mede vertegenwoordigd, zodat deze zich kan oriënteren over de totstandkoming van haar adviezen, waarbij alle verkregen in lichtingen tevens worden overgelegd. Naar sprekers mening is er geen misverstand mogelijk over de houding van het college van curatoren na de mislukte pogingen van Burgemeester en Wethouders om de zaak te apaiseren. Door de heer Toxopeus is hierover gesproken: in de tweede brief van het Curatorium is echter duidelijk gesteld, dat de raad ruiterlijk zou moeten bekennen foutief gehandeld te hebben. Ook spreker heeft nog steeds het hoogste respect voor de personen van het curatorium. Juist op die grond meent hij ten zeerste te moeten betwijfelen of deze personen hun standpunt zullen veranderen. Doet men geen afbreuk aan dit respect door te verwachten dat zij van hun gestelde eis zullen afstappen, omdat toevallig in bepaalde omstandigheden wij ziging is gekomen? Spreker heeft al eerder opgemerkt, dat ook Burgemeester en Wet houders de huidige situatie (genomen als zij nu eenmaal is) spijtig vinden. In het bijzonder mag men dit van spreker verwachten: ala classicus is hem er alles aan gelegen de belangen veilig te stellen van deze school, juist omdat het hier een gymnasium betreft. Naai sprekers mening is dit gymnasium het meest gediend met een vol ledige apaisering der gerezen moeilijkheden hetgeen geschieden kan wanneer een nieuw curatorium in de gelegenheid wordt gesteld een aanbeveling voor een nieuwe rector aan de Raad te doen. Spreker meent daarom in het belang van het gymnasium in overweging te moeten geven de twee voorstellen van Burgemeester en Wethouders te accepteren. De heer VERMEULEN kan tot zijn spijt de logica van de rede nering van de wethouder niet onderkennen, wanneer deze stelt, dat uit respect voor de leden van het curatorium geen succes is te ver wachten van een gesprek met hen. Dit respect steunt toch op de wijze, waarop deze steeds de belangen van het gymnasium hebben behartigd? Het is daarom een gemis aan respect geweest toen de Raad een advies van het college van curatoren naast zich neerge legd heeft, waarop dit college gemeend heeft te moeten bedanken. Juist het respect voor deze personen mag doen verwachten, dat zij van deze zaak geen pretige-kwestie willen maken en dat zij bereid zijn de belangen van het gymnasium te dienen: daarom zal een ge sprek mogelijk zijn, nu de situatie zich heeft gewijzigd. In de nieuwe situatie is het juist mogelijk geworden het curatorium te behouden, zonder dat de Raad een diepe knieval behoeft te doen en zonder dat de curatoren zich behoeven voor te doen als mensen zonder rugge- graat. Spreker is zich er van bewust, dat geen enkele vergelijking ge heel opgaat; hij verschilt echter met de wethouder van mening, als deze ten aanzien van een advies-commissie voor het nijverheids onderwijs in het geheel geen analogie ziet met de hier in het geding zijnde kwestie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 307