346 15 DECEMBER 1953 verkiezingen is (ten dele) ongetwijfeld gebleken van een partij standpunt. Maar wat wil de ironie van de geschiedenis In de vergadering zelf waarin ons met zoveel woorden werd verweten dat er in der gelijke gevallen geen mogelijkheid tot overtuiging was ten aanzien van de K.V.P. hebben de feiten anders geleerd. Trouwens bij dat verwijt van geen mogelijkheid tot overtuiging is het niet gebleven. Van andere zijde heeft men zichzelf (naar mijn mening met al te veel zelfmedelijden) genoemd „de stem van een roepende in de woestijn". Met andere woorden de spreker was overtuigd voor een dorre eindeloze ruimte van vooringenomenheid te spreken. Maar wat is gebeurd? Dat gedeelte van de Raad dat in de zeg wijze van die spreker als „woestijn" moest fungeren, bleek plotse ling oren te hebben. En wat meer zegt, het bleek de spreker zijn argumenten te vol gen. Van weer andere zijde heeft de K.V.P. bij die gelegenheid een veel scherper aanval te doorstaan gehad. Ik zou hier niet op terug komen indien ik de spreker voorheen niet had leren waarderen om zijn kennis en inzicht. Toen is door de spreker aan enige leden van de K.V.P. of aan allen (dit kan ik me niet herinneren) het verwijt gemaakt dat ze te goeder trouw niet tot hun besluit konden komen. Daartegen zou ik willen stellen, dat iedereen die hier aanwezig is ook geacht moet worden de wil te hebben om naar beste weten mede te werken om datgene te bereiken wat voor de gemeente Breda het beste is. Dit wil intussen niet zeggen dat er geen heftige me ningsverschillen zouden kunnen zijn over hetgeen nu het beste is. Het is zelfs mogelijk dat hetgeen door de een als evident goed wordt aanvaard, door de andere als evident onjuist wordt ver worpen. Indien er geen bewijs is van kwade trouw zou ik deze echter niet gauw willen veronderstellen. En het is even krenkend als nutteloos om degene die de afwijkende mening huldigt te beschuldigen van kwade trouw. En dit is tevens mijn uitgangspunt om te komen tot enkele woorden over de samenwerking met andere partijen. Het spreekt vanzelf dat de K.V.P. bereid is tot elke samenwer king in het belang van onze Gemeente, al is het mogelijk, dat deze samenwerking wel eens moeilijkheden met zich meebrengt. Of deze samenwerking gemakkelijk of moeilijk is hangt van ieders temperament af. De een is meer genegen om iets prijs te ge ven van hetgeen hij bereiken wil om tot een regeling te komen ter wijl de ander meent aan zijn overtuiging de plicht te ontlenen tot felle strijd. Intussen is ook de felle strijd verantwoord indien hij leidt tot die beslissing die voor Breda het beste is, al is een andere wijze van samenwerken meer verkieslijk. Ik zou hierover niet zo lang hebben uitgewijd indien het kortston dig optreden van de nieuwe Raad geen aanleiding hiertoe had ge geven. Persoonlijk ben ik van mening dat, al is er een begin vol tumult geweest, de hoop voor de toekomst niet slecht behoeft te zijn. De heer JONGBLOED zegt: Mijnheer de Voorzitter, Het is dan weer zover dat wij in een drie- of viertal bijeen komsten ons best zuilen doen om aan de hand van het door Bur gemeester en Wethouders ontworpen project en volgens een vast schema, de begroting van inkomsten en uitgaven voor het volgend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 346