15 DECEMBER 1953 347 dienstjaar vast te stellen. Ik zou er gaarne de woorden „in onder ling overleg" tussen willen voegen, maar door dit te doen zou ik toch niet meer in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. De fractie-voorzitter van de K.V.P. blijkt een zodanig voorstander te zijn van gepraefabriceerde besluiten, dat ik daar niet gerust op ben. Het spijt me dat de K.V.P. in de toekomst dit standpunt wil blijven handhaven. Temeer vind ik het jammer omdat er terzake in de afgelopen zittingsperiode beterschap was te constateren. Toch heb ik de moed nog niet opgegeven. Het is ook in dit verband dat ik dit jaar deze algemene beschouwing houd met gemengde gevoelens, waarvan ik niet durf beweren dat de gevoelens van vreugde en vol doening daarin de boventoon voeren. Het karwei, want het is inderdaad een karwei, waaraan wij nu gaan beginnen, is vooraf in de verschillende fracties min of meer critisch bestudeerd, met als gevolg een z.g. centraal rapport waar in een vrij getrouwe weergave wordt gevonden van al hetgeen daarbij te berde is gebracht. De vergaderingen van de afdelingen, waarin de raad door loting is verdeeld, zijn in de practijk, hoe lan ger hoe meer, weinig anders gevonden dan verzamelingen van het geen in de fracties naar voren is gekomen. Elke fractie houdt zijn kruit zoveel mogelijk droog bij deze inzameling, welke ook te ver gelijken is met een positiebepaling en tot op zekere hoogte met een verkenning, doch geenszins met een voorpostengevecht. Aan Burgemeester en Wethouders is dan de taak om in een memorie van antwoord al reeds een aantal gerezen vragen te beantwoorden en van repliek te dienen op punten welke daartoe aanleiding geven. Beide, zowel het centraal rapport als de memorie van antwoord, groeien elk jaar in omvang: dit jaar samen 58 bladzijden, waarin Burgemeester en Wethouders het glansrijk hebben gewonnen door daarvan 37 bladzijden voor hun rekening te nemen. En ik wil er aanstonds aan toevoegen dat ik alle respect heb, niet voor de om vang, maar voor de inhoud van deze memorie. Het is een degelijk stuk werk en al worden daarmede lang niet alle punten opgelost en blijft er nog genoeg over om mondeling van gedachten hierover te wisselen, als basis waarop de begrotingsdebatten kunnen worden gevoerd is het belangrijk. Voor de daaraan bestede zorg zeg ik gaar ne dank en ook in het algemeen wil ik niet achterblijven bij degenen die waardering hebben voor de wijze waarop Burgemeester en Wet houders met de hen daarbij ten dienste staande staf van bedrijfs- hoofden en ambtenaren, in het afgelopen jaar het gemeentebeleid hebben gevoerd. Er is in dit thans ten einde spoedende jaar vrij veel tot stand gekomen of verkeert in een vergevorderd stadium van uit voering. Als het belangrijkste moment van dit jaar heb ik genoteerd de officiële opening van de nieuwe woonwijk, het Heuvelkwartier. Hoewel nog niet voltooid, biedt deze nieuwe woonwijk een aanblik die bewondering afdwingt. Het is het beeld van een moderne stads- bouw dat gunstig afsteekt tegen vroeger gebouwde woonwijken, voornamelijk omdat hier zoveel vrije ruimte is gelaten en er zoveel groen is aangelegd. Natuurlijk zijn ook hier weer wensen onvervuld gebleven en zijn er complexen woningen bij, waarop niet geheel ten onrechte, kritiek wordt uitgeoefend, maar dit doet geen afbreuk aan de grootheid van het geheel. Een woord van dank aan de initiatief nemers, aan de architecten, de bouwers en de arbeiders meen ik hier nog eens uitdrukkelijk te mogen uitspreken. Ik hoop dat de nog op stapel staande uitbreidingsplannen, zoals Boeimeer, Liniestraat en Brabantpark in de toekomst een niet minder imposant beeld zullen bieden en bij de uitvoering daarvan lering zal zijn getrokken uit de praktijk van het Heuvelkwartier, speciaal wat de afwerking en in-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 347