15 DECEMBER 1953 351 een posthume hulde aan wijlen Burgemeester Prinsen voor de moeite die deze zich daarvoor heeft getroost, zeker niet misplaatst is. Voor Breda is dit Sanatorium in medisch opzicht van belang, maar daar mede is op dit terrein nog niet voldoende bereikt. Er is vooral nog behoefte aan meer ziekenhuisruimte en ik hoop dat het Diacones- senhuis er spoedig in mag slagen om tot de bouw en inrichting van een nieuw ziekenhuis te komen. Desnoods zal ook de gemeente in deze de helpende hand moeten bieden. Wat het voor ons liggende jaar betreft, treffen wij in de begroting geen posten aan die de belofte inhouden dat verschillende nog op een oplossing wachtende problemen, zullen worden aangevat, omdat de kapitaaldienst prac- tisch blanco is. Uit de stukken die de begroting completeren blijkt evenwel dat er nog genoeg- te doen is en dat met name het ver keersprobleem, waarvan ook onze haven een onderdeel vormt, en de culturele sector de volle aandacht verdienen. Wat het eerste betreft, wil ik daarbij thans niet verder stilstaan na de besloten zit ting die wij daaraan de vorige week hebben gewijd. Alleen wil ik er ook hier op wijzen, dat de grote belangstelling die uit de bevolking naar voren is getreden voor het ongerepte behoud van het Valken berg mij goed heeft gedaan, ook al getuigt deze belangstelling van een grote eenzijdigheid en brengt zij de oplossing van het verkeers probleem geen stap verder. Ik zal gaarne met betrekking tot de weg door het Valkenberg de nadere voorstellen van Burgemeester en Wethouders afwachten. Het ware te wensen dat ook op ander terrein de publieke belangstelling meer aan de dag treedt. Wat de culturele sector betreft, heb ik met genoegen geconsta teerd dat Burgemeester en Wethouders zo spoedig mogelijk met een programma zullen komen. Ik hoop dat dit „zo spoedig mogelijk" een kwestie van ten hoogste enkele maanden betekent omdat er op dit terrein een grote achterstand valt in te halen. Inzake de kwestie „gemengd zwemmen" zou ik gaarne zien in dien deze nieuwe raad in zijn zittingsperiode de gelegenheid zou krijgen om hierover te debatteren; ook in dit opzicht zullen de ba kens moeten worden verzet. Verder wil ik nog wijzen op het ontbreken van douches in de douchecellen en op het ene badhuis in de gemeente Breda. Er zul len op dit punt extra financiële offers gebracht moeten worden. Een nieuw badhuis zal er moeten komen, terwijl in de gebouwde douche cellen toch warmwatervoorzieningen zullen moeten worden aange bracht. Het doet mij veel genoegen dat Burgemeester en Wethou ders terzake nog altijd hetzelfde standpunt handhaven. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen vragen of zij de kwestie van een nieuw badhuis en de warmwatergeysertjes nog eens zou willen bekijken. De particulieren doen terzake niet wat nodig is. Met betrekking tot de Crediet- en Voorschotbank is aan de hand van het rapport van de raadscommissie geconstateerd kunnen wor den dat de toestand bepaald niet rooskleurig is. Ik wil hier nu niet nader op ingaan. Dit punt komt morgen, bij de verdere behandeling van de agenda, nader aan de orde. Ik ben hiermede genaderd tot een beoordeling van het beleid van het College van Burgemeester en Wethouders. Allereerst echter nog enkele opmerkingen omtrent de financiële positie waarin de gemeente verkeert. Ik zal hieromtrent niet in uit voerige beschouwingen treden omdat ik het nut daarvan niet inzie, zolang de financiële verhouding tussen rijk en gemeente nog zo onzeker is en met name de mogelijkheden afhankelijk zijn van de hoogte der subjectieve uitkering uit het gemeentefonds. De voort durende stijging van onze schuldenlast en als gevolg daarvan het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 351