352 15 DECEMBER 1953 zeer grote bedrag, dat aan rente en aflossing uit de gewone mid delen moet worden bestreden, ia verontrustend, maar er is niet aan te ontkomen. Een der andere leden van mijn fractie hoopt dat bij hoofdstuksgewijze behandeling de gelegenheid wordt geboden om de methodiek der financiering zoals deze door Burgemeester en Wet houders wordt toegepast en waarbij niet steeds een vaste lijn is te onderkennen, nader onder de loupe te nemen. Alleen één punt dient bij deze algemene beschouwingen in de dis cussie te worden betrokken, n.l. de afwijzing door het college van een raadscommissie voor de financiën. De motivering die daarvoor wordt aangevoerd komt mij allerminst steekhoudend voor. Het moge waar zijn dat aan elke zaak een financiële kant zit, dit wil nog niet zeggen dat elke uitgave eerst in de financiële commissie zou moeten worden behandeld. De bedoeling der voorstanders van een raadscommissie voor de financiën is voornamelijk om het inzicht in het fianciële beleid en de financiële situatie als geheel te verbete ren en te vergemakkelijken. Thans ontbreekt dit overzicht en een ge regeld contact van de betrokken wethouders met een commissie, waarin de fracties zoveel mogelijk zijn vertegenwoordigd, kan in deze verhelderend werken en door voorlichting in de fracties tot bekor ting van de discussies in de raad leiden. De raadscommissie ad hoe voor het nazien van dé gerneenterekening kan hoogstens haar aan dacht schenken aan enkele bepaalde aspecten. Bij de tegenwoordige omvang der financiële bescheiden ontbreekt haar de gelegenheid om daaruit het financiële beleid te construëren en bovendien vindt het onderzoek plaats op een tijdstip dat het betrokken dienstjaar reeds lang verstreken is. Dat de begroting steeds grondig in de af delingen wordt onderzocht is een onverdiend compliment van de zijde van Burgemeester en Wethouders. Reeds in de aanvang heb ik er op gewezen dat de afdelingsvergaderingen in feite niet anders zijn dan inzamelingen van de vragen en bemerkingen welke in de fracties naar voren zijn gekomen. Nu geef ik toe dat we de laatste jaren niet erg gelukkig zijn geweest met raadscommissies. Die voor de grote gezinnen is geruisloos ter ziele gegaan, de commissie Drion heeft er niet al te veel van terecht gebracht en de commissie voor de Volkscredietbank werkt heel moeizaam en langzaam, maar dit behoeft nog geen reden te zijn om voor het vervolg de commis sies maar achterwege te laten. Mijn fractie overweegt nog of zij terzake met een voorstel zal komen, waarbij zij met de moeilijkheid zit of de commissie er één van voorbereiding dan wel van bijstand zou moeten zijn. In dit laatste geval is het recht van initiatief uit sluitend aan Burgemeester en Wethouders voorbehouden. Alleen wanneer Burgemeester en Wethouders de toezegging willen doen dat zij op korte termijn een onderzoek zullen instellen bij een aan tal gelijksoortige gemeenten of daar, en zo ja in welke vorm en met welk resultaat, een financiële commissie bestaat, is mijn frac tie bereid om dit onderwerp in afwachting daarvan voorlopig te laten rusten. Mijnheer de Voorzitter, ik kom thans tot een beoordeling van de faites et gestes van het college van Burgemeester en Wethouders om daarna als slot van mijn beschouwingen de aandacht te vragen voor de onderlinge verhoudingen in deze raad en de politiek in engere zin. Daarbij moet ik onderscheid maken tussen de samen stelling vóór en na de raadsverkiezing. Wat het oude college be treft, wil ik herhalen wat ik reeds in den beginne heb gezegd, dat ik respect heb voor de activiteit welke aan de dag is gelegd. De heer Van Haperen, die thans zijn politieke carrière heeft beëindigd, mocht zich verheugen in een algemeen vertrouwen ten aanzien van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 352