15 DECEMBER 1953 353 zijn beleid voor bepaalde onderdelen, waarbij ik in de eerste plaats denk aan de moeilijke onderhandelingen voor aankoop van gronden en gebouwen. Wars van uiterlijk vertoon wist hij op de hem eigen wijze de raad steeds omstandig voor te lichten en ik breng hem bij deze nog eens dank vcor hetgeen hij in het belang van deze ge meente heeft verricht, gekoppeld! aan de wens dat zijn gezondheid, welke naar ik tot mijn spijt vernam, te wensen overlaat, hem in staat mag stellen nog enkele jaren te genieten van een welverdiend pensioen. Voor het overige zal ik niet treden in een individuele be oordeling der leden van het oude college, omdat ik daarvoor, zo aanstonds en voor zoveel daartoe aanleiding- bestaat, nog wel ge legenheid vind. Er is echter nog één punt waaromtrent ik met betrekking tot het beleid van Burgemeester en Wethouders een critisch geluid moet laten horen en dit betreft, het spijt me dat ik het zeggen moet Mijnheer de Voorzitter de Stichting Breda Oranjestad. Burgemees ter en Wethouders hebben vrijstelling van vermakelijkheidsbelasting verleend voor de toegangskaarten tot het feestterrein. Op zich zelf heb ik er geen overwegend bezwaar tegen dat deze vrijstelling ver leend is, maar bij de opzet der feesten, heeft ons duidelijk voor ogen gestaan en is daarmede bij het verlenen van credieten en garanties ook wel degelijk rekening gehouden, dat de gemeente een vrij be langrijk bedrag aan vermakelijkheidsbelasting zou krijgen; als ik me goed herinner is daarvoor zelfs een bedrag van naar schatting 100.000.genoemd. Achteraf blijkt dat daar niets van terecht gekomen is. Hoewel Burgemeester en Wethouders belast zijn met de toepassing van deze belastingverordening en zij dus in deze bevoegd waren, had het m.i. in de gegeven omstandigheden voor de hand gelegen dat Burgemeester en Wethouders de raad gekend hadden in hun voornemen om, geheel in afwijking van hetgeen ons voor ogen stond, de vermakelijkheidsbelasting te laten schieten. Ik vind dit niet in orde en het is de zoveelste maal dat een cri tisch geluid moet klinken met betrekking tot deze op zich zelf zo goed geslaagde feesten. Ik vraag me af hoe het dan gegaan is met de belasting op entrée's, welke van verschillende vermakelijkheden in het Valkenberg zelf geheven werden, alsmede hoe een en ander zich heeft toegedragen ten aanzien van de feesten die dit jaar ge houden zijn. Voorts wachten wij nog steeds op het financieel eind verslag van de stichting en uit de M. v. A. valt af te leiden dat dit nog wel enige tijd kan duren. Het zij zo, maar ik zou thans toch wel gaarne de geruststelling ontvangen dat het saldo der feesten alsnog ter volle beschikking is, daar ik omtrent de besteding hier van in overleg met de voorzitters der raadsfracties! tot dusver geen enkel voorstel heb ontmoet. Het feest in 1953 is eveneens geslaagd, al kan dit de vergelijking met de feesten 1952 niet doorstaan. De financiering hiervan is bui ten de gemeente omgegaan en wij hebben ter zake dus geen reke ning en verantwoording te vragen, maar toch zou ik gaarne ver nemen in welke mate en tot welke bedragen de gemeentelijke dien sten en bedrijven daarvoor uitgaven hebben gedaan, welke niet ver goed zijn en ik zou ook graag weten of de- muziekschelp geheel kosteloos of tegen een deel der kosten ten bate der gemeente komt. Begrijp mij goed, Mijnheer de Voorzitter, het is mij er niet om te doen om de organisatoren dwars te zitten, daarvoor heb ik voor de door hen aan de dag gelegde talenten te veel respect en juich ik het streven om Breda steeds meer in het centrum van de belang stelling te stellen ten zeerste toe, maar ik kan er niet tegen dat men de raad beschouwt als een lichaam dat goed is om in te scha-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 353