360
15 DECEMBER 1953
waarop een weldenkend mens uiteraard niet kan ingaan.
Nog een enkel woord over de K.A.B.-flitsen. In het nummer van
April 1953 wordt o.m. gezegd, dat de heer Meijs als lid van de
K.V.P. bedankte één dag voor de indiening van de candidatenlijsten
bij de gemeente. Los van de vraag, of de heer Meijs zelf de dag van
zijn bedanken voor een bepaald lidmaatschap mag' kiezen, is het
goed' hier vast te stellen, dat de heer Meijs DRIE DAGEN voor de
indiening van de lijsten als K.V.P.-lid bedankte. De schrijver in
de K.A.B.-flitsen moet dit hebben geweten of kon het in ieder ge
val zeker weten. Aan het slot van dit artikel lezen wij: „daarom
juist zullen wij stemmen op de K.V.P." Dit blad, mijnheer de voor
zitter, zou (aldus is uitdrukkelijk gesteld) géén politieke propagan
da voeren doch alleen voorlichting gevenHet zal U bekend zijn,
mijnheer de voorzitter, dat dit blad wordt gesubsidieerd door de
gemeente.
In verband met dit alles zou ik U bovendien de volgende vraag
willen stellen: Acht U het juist, mijnheer de voorzitter, dat een
hoofd van dienst der gemeente als voorzitter van een politieke partij
een wethouder in functie in het openbaar aanvalt? Zo niet, dan zal
ik het op prijs stellen van U te vernemen, welke maatregelen U te
gen een dergelijke handelwijze denkt te nemen, nadat ik U desge
wenst op de hoogte heb gesteld op welk hoofd van dienst en op
welke wethouder deze vraag betrekking heeft.
Ook zou ik U willen vragen, mijnheer de voorzitter, of iemand als
voorzitter van een stembureau is te handhaven, wanneer hij geen
onpartijdige houding in die functie weet of wenst aan te nemen.
Meent U niet, dat het doen verwijderen van politieke propaganda-
borden, die niet in het stembureau zijn geplaatst, moet worden
geacht te zijn: het aannemen van een niet onpartijdige houding?
Mocht U deze vragen bevestigend beantwoorden, dan ben ik bereid
U de naam van een dergelijke functionaris mede te delen en zal ik
het daarna op prijs stellen van U te vernemen, of en zo ja welke
maatregelen U denkt te nemen om herhaling in de toekomst te
voorkomen.
Thans, mijnheer de voorzitter, moge ik U onze mening zeggen
over wat men pleegt te noemen „de schering" in de K.V.P. en wel
bezien vanuit de positieve gezichtshoek, namelijk het streven naar
eenheid. Dat streven naar eenheid was niet bedoeld voor degenen,
die zich zouden gaan afscheiden, maar op de eerste plaats voor
hen, die een afscheiding veroorzaakten. Ware dit niet het geval,
dan zou streven naar eenheid hetzelfde zijn als miskenning van
rechtvaardigheid. Dat nu kan in geen enkele omstandigheid het
geval zijn. Welnu, de plaatselijke K.V.P. heeft vele zetels verloren.
De zetels van de K.L.M. en de ene zetel van de K.N.P. zijn er tegen
hangers van een verlies van 8 zetels. Was de K.L.M. niet met een
eigen lijst uitgekomen, dan was het verlies van katholieke zetels
waarschijnlijk groter geworden.
Moest dit geen reden zijn voor de plaatselijke K.V.P. om hun
politiek ten aanzien van de afgescheidenen te herzien? De gang
van zaken hier ter stede heeft ook de bezorgdheid gewekt in hogere
regionen. Dit had de plaatselijke K.V.P. de ogen moeten openen
en men had niet moeten volharden in een starre houding.
Gelukkig mijnheer de voorzitter, heeft deze situatie tot gevolg
gehad, dat er nu in de landelijke K.V.P. besprekingen worden ge
voerd, welke mogelijk zullen leiden tot verbreding' van inzichten,
die ook in Breda hun gevolgen kunnen hebben.
Al zouden wij kunnen zeggen, dat dé verhoudingen tussen de ver
schillende fracties goed zijn te noemen, dan wil dit geenszins zeggen