15 DECEMBER 1953 361 dat deze goede verhouding een gevolg is van een behoorlijke ge meenschappelijk overleg en wanneer dit overleg wel bestaan heeft, namelijk bij de verkiezing der leden van de commissies heeft dit niet kunnen opleveren een voldoen aan de minimum eisen van onze fractie. Het komt ons voor dat de K.V.P. niet de nodige bescheidenheid aan de dag legt of is het misschien gemis aan vergevensgezindheid. Bescheidenheid en vergevensgezindheid zijn deugden, die wij als ka tholiek hebben te betrachten en ook in de politiek. Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn opmerkingen betrekking heb bende op de verkiezingen besluiten met deze verklaring: De K.L.M. kan niet accoord gaan met het positief weren van een tweetal fractieleden uit de commissies. Met name wensen wij, dat zuster Koppelaar alsnog zal worden opgenomen in de commissie voor Maatschappelijke Zorg. Het zou niet juist zijn om bij de begroting onbesproken te laten de ramp, die ons land getroffen heeft op 1 Februari van dit jaar door de St. Ignatiusvloed. Met deernis denken wij nog aan de persoonlijke slachtoffers, die door deze vloed getroffen zijn. In verband daarmede mag evenmin onvermeld blijven de spontane hulp en de gulle gastvrijheid die is verleend door de Bredase burgers. De burgers van onze stad' hebben zich bij die gelegenheid van hun beste kant laten zien. De Voorzitter van onze Raad heeft indertijd reeds een algemeen dankwoord uitgesproken, doch het komt ons passend voor thans nog eens vanuit de Raad onze erkentelijkheid; te betuigen. Tevens wil ik uiting geven van mijn voldoening over het verloop der feesten 125 jaar K.M.A. Al zijn de resultaten voor zover deze mij bekend zijn voor de Gemeente niet zo grandioos, als die van het 700 jarig bestaan onzer stad in 1952', omdat de evenementen in dat jaar meer spectaculair waren, wegens het bezoek van H. M. de Koningin en wegens de vele congressen, toch mogen wij met vol doening terug zien op de K.M.A.-feesten en willen wij onze dank aan het Stichtingsbestuur niet onthouden. Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik dan kom tot het bespreken der voor ons liggende begroting dan spijt het ons dat de begroting 1954 is opgesteld moeten worden met een aanzienlijk tekort, terwijl het ons nog niet bekend is, of het tekort over het thans lopende jaar door het rijk middels een subjectieve verhoging sluitend ge maakt zal worden. Bij een zorgvuldige bestudering van de begrotingscijfers kunnen wij slechts tot de slotsom komen, dat met ernst is gestreefd om het tekort zo laag mogelijk te houden en is het ons duidelijk dat geen sluitende begroting is te verkrijgen zonder de gemeentelijke activiteit ernstig te schaden. Wij vertrouwen met U dat het Rijk zal inzien, dat het Gemeente lijk verzorgingspeil voor de oorlog' te laag is geweest en dat dit nu op normale hoogte dient te worden gebracht. Het verheugt ons dat het college van Burgemeester en Wethou ders de industrialisatie een goed hart toedraagt. Wij zijn de mening toegedaan dat het opvoeren van industriële bedrijvigheid met de nodige verscheidenheid van industrieën slechts een gunstige factor kan zijn voor blijvende werkgelegenheid. Met belangstelling volgen wij de pogingen van uw College om cle verkeersproblemen in onze stad zo veel mogelijk op te heffen. Met grote vreugde constateren wij het gereedkomen van de nieuv/e weg achter de Lange Stallen. Verder constateren wij dat uw Col-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 361