364
15 DECEMBER 1953
ware geweest. De jaarverslagen van die B,ank geven geen kik over
de werkelijke toestand.
Ik heb het gevoel dat de neiging die de Raad af en toe toont tot
Commissie-vorming voortspruit uit, al weer, het gevoel dat juist
door het werken met Commissies de Raad beter geïnformeerd wordt
dan thans veelal het geval is. Ik zie die neiging dan ook niet als een
compliment aan Burgemeester en Wethouders.
Wanneer ik thans van deze „familie"-kwesties afstap en kom
op het terrein van de gemeentelijke politiek, met name voor het
komende jaar, zal ik mij niet begeven in een uiteenzetting van de
beginselen der V.V.D. doch daarvan de uitwerking doen blijken bij
het bespreken van enkele punten.
Allereerst de financiële situatie van de Gemeente. Die is zorgelijk.
Weliswaar rekent uw College op een subjectieve verhoging van de
uitkering van het Rijk, doch verder dan een vertrouwen kan uw
College in dit opzicht natuurlijk niet gaan. Ik spreek gaarne als
mijn mening uit, dat de gevraagde Verhoging niet meer dan redelijk
is en billijk, doch niet alles wat redelijk en billijk is gebeurt. Ik
koppel, anders dan degene die bij het afdelingsonderzoek zulks wel
deden, die redelijkheid en billijkheid niet aan de belastingverlaging.
Mijns inziens was en is de belastingdruk nog altijd zodanig hoog,
(30<Vo van het nationale inkomen gaat naar de fiscus), dat iedere
mogelijkheid om die te verlagen, moet worden aangegrepen. Deze
verlaging impliceert bovendien niet dat er per sé minder geld voor
de gemeenschap beschikbaar zijn moet of althans voor de noodza
kelijke taken van de overheid. Op dit punt kan men n.l. van mening-
verschillen: neemt de overheid niet teveel taken op zich? Men ver
wijt de V.V.D. wel, dat zij het voorbije liberalisme zou aanhangen.
Ik zou zeggen: laat maar verwijten. De V.V.D. wil waarlijk niet
iedere overheidsbemoeiing afschaffen. Doch zij ziet de overheid in
de eerste plaats als dienstbaar aan het volk. Wat het individu zelf
kan, worde hem niet aangeboden. Wanneer de overheid voor alles
gaat zorgen, verslapt de energie. Het is moeilijk om de juiste weg
tussen te weinig en te veel te vinden. Ook de V.V.D. heeft de wijs
heid niet in pacht. Maar wij menen toch wel te mogen zeggen, dat
op dit ogenblik de weg naar het „teveel" is ingeslagen en daarop
moet en kan worden teruggekeerd. Wanneer de overheid bezuinigt
op bepaalde punten, kan er geld voor andere doelen vrij komen. Ik
wil mij niet begeven op het terrein van het Parlement, doch slechts
aanduiden dat belastingverlaging niet inhoudt dat allerlei nuttige
cn nodige zaken niet meer kunnen worden verkregen.
Ook de Gemeentelijke overheid moet zuinigheid betrachten. Het
is m.i. volstrekt fout, als een gemeente slachtoffer kan worden van
de eigen zuinigheid door een lagere uitkering. Het streven naar een
hogere uitkering mag niet langs de weg van te grote uitgaven wor
den gediend. Ook op dit punt zuinig zijn, maakt de zaak niet een
voudig. Ik zou hieromtrent in ieder geval dit willen zeggen: een
zo groot mogelijke efficiëntie brengt mee zo groot mogelijke be
sparing. Ik weet niet of het anders kan, maar het feit dat b.v.
een straat driemaal achtereen voor verschillende werken wordt op
gebroken, lijkt voort te spruiten uit onvoldoende efficiëntie.
Bij de hoofdstuksgewijze behandeling van de begroting zullen wij
wel gewaar worden, of er bezuinigd kan worden. Daarbij wil de
V.V.D. dus in het oog houden, dat de overheid moet dienen, leiden
en stimuleren, maar niet alle zorg aan zich moet trekken. Op dit
punt ligt ons grote verschil met de P.v.d.A.
Een overheidstaak is zeker het bevorderen van de welvaart en
dus het zorgen voor werkgelegenheid. De industrie levert die werk-