15 DECEMBER 1953
369
De ramp, die Z.W. Nederland trof op 1 Februari 1953 bracht, door
de evacuatie, voor Breda ook allerlei moeilijkheden mee, doch dank
zij aller inspanning is voor deze evacue's veel leed verzacht kunnen
worden, al zal het verlies van betreurde doden wel nimmer kunnen
worden vergoed.
De feesten welke zijn gevierd ter gelegenheid van het 125-jarig
bestaan van de Koninklijke Militaire Academie hadden een prettig'
verloop. H.M. de Koningin heeft de feestvierende K.M.A. bezocht
en vertoefde dus weer enige tijd in onze stad.
Voor neringdoenden en in het algemeen voor de middenstand, is
de viering van deze feesten voordelig geweest en heeft tot resul
taat gehad, dat wij in Breda thans een feestverlichting hebben ter
gelegenheid van St. Nicolaas en de komende Kerstdagen, die gezien
mag worden.
Ook hadden wd op 3 Juni de herdenking van het 75-jarig bestaan
van het Vervoerbedrijf, dat door Directeur met personeel en geno
digden op prettige wijze werd gevierd.
Wij verheugen ons in, de feestvreugde van anderen en waar dit
mogelijk is en gevraagd wordt, nemen wij er gaarne aan deel.
In dit verband wil ik wijzen op de jubilea, die door ambtenaren en
werklieden der gemeente worden gevierd. Meestal lezen wij in de
courant, dat iemand heeft gejubileerd, doch dan is het te laat om
een blijk van medeleven te tonen. Daarom vraag ik Burgemeester
en Wethouders of het mogelijk is, dat bij afscheid of jubilea daarvan
te voren wordt kennis gegeven met vermelding van dag en uur. Wij
begrijpen, dat de gehele raad wel niet aanwezig kan zijn bij een
dergelijke gelegenheid, doch mogelijk zouden de fractie-voorzitters
wèl bericht kunnen ontvangen, opdat zij tenminste weten wat er
gebeurt en hun maatregelen kunnen treffen.
Omtrent de begroting het volgende:
Was voor 1953 het tekort 827.583,voor 1954 is dit 1.514,000,—,
dus 686.411,meer. Dit begrotingstekort geeft te denken, te
meer daar wij verwachten, dat het tekort voor 1955 waarschijnlijk
de 2 millioen te boven zal gaan. Burgemeester en Wethouders blij
ven wel vertrouwen, dat Breda eindelijk recht zal worden gedaan
door toekenning van een verhoogde uitkering door het Rijk. Ik ben
mogelijk te pessimistisch, maar dit vertrouwen deel ik niet, al hoop
ik van harte, dat mijn wantrouwen later beschaamd zal worden.
Zolang hieromtrent geen zekerheid bestaat, kan men nu eenmaal
niet meer uitgeven, dan men ontvangt, dus de uiterste zuinigheid
is geboden.
Dat nog steeds Breda onder de gemeenten in de 2de klasse wordt
gerangschikt en zelfs een deel in de 3de klasse is wel zeer onbe
vredigend. Dat Burgemeester en Wethouders alle moeite doen om
hierin verandering te verkrijgen, is bekend, doch ik zou in overwe
ging willen geven te bevoegdei' plaatse hierop voortdurend te willen
wijzen, opdat eindelijk aan deze onbillijke toestand een einde komt.
Op blz. 8 van het antwoord van Burgemeester en Wethouders op
het Centraal Rapport, delen Burgemeester en Wethouders mede,
dat de besprekingen omtrent overneming van het concessiegebied
der N.V. Waterleiding Maatschappij N. W. Brabant zijn vastge
lopen en dat dit reeds is medegedeeld in het antwoord op het Cen
traal Rapport van 1953. Nadere mededelingen kunnen verder niet
worden gedaan, dan alleen de toezegging, dat de raad overtuigd kan
zijn, dat de waterleidingkwestie da volle aandacht heeft van Burge
meester en Wethouders.
Aan dit laatste twijfelen wij niet, maar wij betwijfelen wèl of
deze kwestie nog ooit tot een redelijke oplossing komt. Er is nu al