370 15 DECEMBER 1953 zoveel jaren lang onderhandeld, dat de gedupeerden, dat zijn de dure-water-betalers, eindelijk wel eens verandering aangebracht willen zien. De tegenwoordige toestand is dan ook zeer onbevredigend. De N.W. Brabantse Waterleiding Maatschappij laat het water betalen, volgens tarieven, gebaseerd op de huurwaarde van het betrokken pand, terwijl Breda per m3 laat betalen. In 2 panden, waarvan het ene in het genoemde concessiegebied ligt en het andere in oud- Breda, die, beide dezelfde huurwaarde hebben, betaalt No. 1 13, de ander 2,55 per kwartaal. Weliswaar mag no. 1 67 m3 water gebruiken en no. 2 slechts 10 m3, doch wat heeft men aan die over vloed, als men toch niet zoveel water nodig heeft. In het concessiegebied wonen 7.000 gezinnen, dus V3 van de Bredase bevolking. Het komt mij billijk voor, dat, zolang deze verschillende tarieven blijven bestaan, de bewoners van oud-Breda mede betalen voor het dure Oudenbossche water, dus dat 2/3 der bevolking meer voor het waterverbruik gaat betalen, ten einde voor de gehele stad gelijke tarieven te krijgen. Het zal niet zo eenvoudig zijn deze regeling te treffen, aangezien het in 1942 geannexeerde deel zijn water moet betalen aan de N. W. Br Waterleiding Mij, doch een oplossing moet er te vinden zijn, die ik gaarne aan het beleid van het college van Burgemeester en Wethouders overlaat, dat wel een ambtenaar van het waterleidingbedrijf zal kunnen vinden liefst een gedupeerde die daar zijn krachten eens op wil beproeven. Gaarne zal ik van Burgemeester en Wethuders vernemen of zij in deze richting stappen willen doen. Omtrent het Vervoerbedrijf zou ik willen verzoeken, dat opdracht werd gegeven om de trottoirs, welke langs onbebouwde gemeente gronden zijn gelegen, door de straatvegers mede te doen schoon houden. De zindelijkheid van de hier bedoelde trottoirs al dan niet betegeld laat dikwijls veel te wensen over en bij het vallen der bladeren of bij sneeuwval zijn zij voor voetgangers gevaarlijk door gladheid. Hinderlijk is het voortdurend openliggen van vele straten voor het aanbrengen van rioleringen e.d. Sinds Maart 1953 is dit in Breda wel heel erg, dochl wij weten, dat kan bijna niet anders. Wat echter wèl anders kan, ig het opnieuw aanbrengen van het plaveisel, nadat de gegraven gaten zijn dichtgegooid. Het wil mij voorkomen, dat de gedachte voorzit, dat de straat straks toch weer opengelegd moet worden en het dus niet zo precies vlak moet gebeuren. Neem b.v'. de HAVEN. Al geruime tijd zijn de eerste werkzaamheden daar ten einde en nog ligt het plaveisel er zeer slordig ingegooid, zeer tot ongenoegen en ongerief van bestuurders van voertuigen en rijwie len. Menige band is hier al gesneuveld. Ook al moet nu mogelijk hier een ander soort plaveisel worden aangebracht, dan nog behoeft het oude dus tijdelijke -niet zo oneffen te worden gelegd. De betrokken aannemer treft hier de schuld en niet Openbare Werken, doch de aannemer dient op zijn plicht te worden gewezen en bij onwil of bij herhaling, uitgeschakeld. Het is mij al herhaaldelijk opgevallen, dat bij het benoemen van onderwijzend personeel aan de gemeentescholen in onze stad wordt afgegaan op de aanbeveling, die men omtrent de verschillende solli citanten krijgt. Ik heb het al eens meer gezegd, dat ik die aanbe velingen niet altijd ernstig kan nemen, omdat men wel eens gunsti ger rapporten omtrent iemand kan geven, waarvan dan later blijkt, dat zij gedaan waren met de kennelijke bedoeling iemand kwijt te raken. De Wethouder van Onderwijs was het toen niet met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 370