15 DECEMBER 1953 373 het veel te lang' voor bewoners van krotten, onbewoonbare of bijna onbewoonbare woningen geholpen zijn. Hiermede bedoel ik geen verwijt te richten tot de betrokken wethouder of zijn naaste mede werkers in deze. Integendeel ik heb het volste begrip voor de moei lijkheden waarvoor zij zich geplaatst zien en alle bewondering voor de manier waarop de zaak wordt aangepakt. Toch zou ik gaarne enige suggesties willen doen, die m.i. zouden kunnen leiden tot door breken van de barricade van onmacht, waartegenover men zich vaak gesteld ziet. Mijnheer de Voorzitter, kunnen geen woningen worden aangekocht in de mettertijd te saneren wijken, (ik bedoel vervroegd worden aangekocht) welke dan tijdelijk door krepeerge- vallen of die daar het naast aan toe zijn kunnen worden betrokken Kan geen huurtoeslag worden gegeven aan hen, die de slechtbehuis- den willen opnemen, die de huur te hoog vinden? Ik weet wel dat het niet eenvoudig is, doch kan bij Gedeputeerde Staten niet worden aangedrongen op een hoger bouwvolume? Het is onbeschrijflijk zo triest het leven voor veel gezinnen is, die in lekke woningen zitten, die met man, vrouw en kind, vaak met twee kinderen in een kamer huizen, die tegelijk slaapkamer, keuken en woonkamer is en waarin men vaak geen stookgelegenheid heeft. Wat hebben die mensen aan hun jonge huwelijksleven. Is het won der, dat zo menig huwelijk kapot slaat Nogmaals ik wil geen cri- tiek oefenen op het beleid van de sociale dienst, maar het zit me hoog, dat hier niet sneller afdoende geholpen schijnt te kunnen worden. Kunnen de woningbouwverenigingen niet meer doen Waar om in de eerste plaats die gezinnen een huis bezorgd, die zeer zeker ook al lang op een huis wachten, doch die, daar ben ik van over tuigd, omdat ze nog redelijk goed wonen, wel een paar maanden langer willen wachten, als zij begrijpen, dat anderen voor dienen te gaan, omdat hun leven in een als boven beschreven woning ge woon hopeloos is. Mijnheer de Voorzitter, woningen zijn harder no dig dan welke andere bouw ook. Zoals ik in het begin zei, er zijn tekenen van vooruitgang, moge die in het komende jaar steeds dui delijker worden. Mijnheer de Voorzitter, zoals ik reeds zeide, heb ik nog te kort in deze raad zitting, om mij aan langdradige beschouwingen te bui ten te gaan. Ik meen echter niet te mogen eindigen zonder U en uw college dank te brengen voer de wijze waarop U uw taak vervult en de hoop uit te sprekep(aat onder Gods onmisbare zegen deze tot heil zal zijn van onze/goede stad Breda. Hierop sluit dg^VOORZTTTER de vergadering. De Secretary Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 373