16 DECEMBER 1953 385 spreekbeurten en voorkomen van doublures belangrijk is. Dit maakt de discussies vruchtbaarder en beantwoordt ook aan de eerbied en het respect dat de raadsleden voor elkaar moeten hebben. Wethouder MEIJS zegt: Dames en Heren, Een Wethouder van Financiën heeft een uitzonderlijke porte feuille. Het ligt voor de hand dat hij meer dan welke wethouder ook de eindcijfers der begroting in het oog heeft te houden. Het is dan ook te verklaren, dat deze er wel eens op kan worden aangezien neiging te hebben om druk op de begroting uit te oefenen. Wanneer men deze neiging heeft dan zou er thans ook moeilijk aan te ontko men zijn om deze bot te vieren, nu de begroting met een aanmer kelijk negatief saldo sluit. Toegeven aan een bezuinigingsroes zou fout zijn, maar het ver dient eveneens afkeuring zich niet te vergewissen of de geraamde uitgaafposten alle zonder critiek zijn te aanvaarden. U zult dan ook kunnen begrijpen, dat toen de primitieve begroting in potlood gereed was en een groot nadelig saldo aanwees, ik de verschillende hoofd stukken onder de loupe heb genomen om na te gaan of er bezuini gingsmogelijkheden waren, waardoor het nadelig saldo geheel of voor een aanmerkelijk deel zou kunnen worden weggewerkt, temeer omdat de begrotingen tot en met 1952 nog sluitend gemaakt kon den worden. Het spreekt vanzelf dat er hier en daar wel een postje was te vinden dat geschrapt zou kunnen worden zonder de gemeentelijke huishouding geweld aan te doen, doch de bezuinigingsmogelijkhe den bleken, gezien de grootte van het tekort, van onbeduidende aard. Er bleef ons dan ook niets anders over dan het Rijk wederom aan te spreken voor een subjectieve verhoging van de algemene uitkering. Zoals wij in het antwoord op het centraal rapport hebben laten uitkomen is door Gedeputeerde Staten nog geen goedkeuring verleend op de begroting 1953, omdat ook daarvoor een subjectieve verhoging van de algemene uitkering is gevraagd. Naar aanleiding van de besprekingen die onzerzijds met Rijks- en Provinciale Instanties zijn gevoerd is bij ons het vertrouwen gerijpt, dat het verkrijgen van een subjectieve verhoging voor onze Gemeente tot aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid behoort. Wij zijn ons er echter wel van bewust, dat dc zekerheid er pas is, als de schriftelijke toezegging in ons bezit is. De heer Quaedvlieg heeft geen opmerkingen gemaakt waarop ik behoef te antwoorden. Hij heeft trouwens in het geheel weinig ge zegd waarop het college zal kunnen ingaan, omdat hij weinig bij huis is gebleven en meer vertoeft heeft met zijn beschouwingen bui ten onze landsgrenzen. In vorige jaren heb ik er de heer Jongbloed wel eens een verwijt van gemaakt, dat hij zich te zeer met de landspolitiek bezig hield bij de algemene beschouwingen, doch voor de heer Quaedvlieg zijn de landsgrenzen nog te eng. Het kan verkeren. Ik geloof bovendien, dat het houden van algemene beschouwingen m onze gemeente de laatste jaren meer gaat ontaarden in een spreekwedstrijd. Het was vroeger zo, ga maar na de algemene beschouwingen in dertijd gehouden door de fractievoorzitter van de R.K. Staatspartij Mr F. Janssens, dat hij een velletje nauwelijks vol getypt had, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1953 | | pagina 385