16 DECEMBER 1953
391
moeten komen, voor dat aan positieve cultuurstimulering kan wor
den gedaan. Hierbij kan het echter niet blijven. De situatie van de
jeugd is hachelijk. Niet alleen moet de zorg voor de jeugd gericht
zijn op de sport, maar ook op de cultuur. Hij hoopt dat er spoedig'
een vaste lijn uitgestippeld kan worden. Alle initiatieven, die in de
stad leven op het gebied van jeugd en cultuur, wil spreker gaarne
aanhoren. Het initiatief van Ds ter Haar Romeny kan misschien
spoedig ten uitvoer worden gebracht.
Inzake het gemengd zwemmen wil spreker opmerken dat hij ten
deze als wethouder een Real-politiek voert. De ontwikkeling der in
zichten over deze materie volgt hij nauwkeurig, zodat er wellicht
op deze kwestie is terug te komen.
Ten aanzien van de werkwijze van de Sportstichting merkt spre
ker op, dat deze een van de prettigste commissies is, waarin hij zit
ting heeft. Daarin zitten mensen die in alle opzichten hun best
willen doen. Hij gelooft, dat de heer Toxopeus het hiermede wel
eens zal zijn. Het is voor de Stichting moeilijk ineens met concrete
voorstellen te komen. De verhouding tussen de Sportstichting en
de dienst van Openbare Werken is op het ogenblik goed. Alle be
gin is moeilijk; doch spreker is ervan overtuigd, dat de raad ten
spoedigste de nodige voorstellen zullen bereiken.
Wethouder ROMSOM zegt dat de kwestie van de classificatie de
voortdurende aandacht van het college van Burgemeester en Wet
houders heeft. Veel is er voor deze zaak al gedaan.
In 1942 is door het gemeentebestuur met uitvoerige cijfers aan
getoond dat op grond van de normen, welke voor de classificatie-in
deling waren gebruikt, de gemeente Breda in de eerste klasse van
het Rijksbezoldigingsbesluit thuis hoorde. In 1944 is op deze zaak
terug gekomen. Andermaal in 1947 en 1948. Verder is, naar aan
leiding van de motie van de Raad van 14 December 1949 in de loop
van 1950 zowel mondeling als schriftelijk deze aangelegenheid be
handeld. Ook nadien zijn nog pogingen gedaan. (O.a. via eerste ka
merlid de heer Van Lieshout). In 1950 is de classificatie (wegens de
derde kJasse van het voormalige Princenhage) in verband met de
salariëring van de onderwijzers, nog eens afzonderlijk opgenomen
met het ministerie van Onderwijs. Al deze pogingen hebben geen
resultaat gehad.
Na het verschijnen van de perspublicatie van November werd ten
Departemente geïnformeerd naar de strekking van de aangekon
digde mogelijkheid van dispensaties. Men kon hierop geen ant
woord geven. Van andere zijde werd informeel vernomen, dat her
classificatie van de gehele gemeente op grond van de komende
mogelijkheid wel uitgesloten moet worden geacht.
Daarom zal thans getracht worden voor de herclassificatie een
eerste stap te doen (met name voor onderwijzers, in v.m. Princen
hage en voor het gemeentepersoneel).
Opgemerkt moge worden, dat een rechtstreeks verband tussen de
classificatie, de noodwetouderdomsvoorziening en de collectieve ar
beidsovereenkomsten niet aanwezig is.
De met Breda vergelijkbare gemeenten, die zijn ingedeeld in de
eerste klasse volgens het Rijksbezoldigingsbesluit, zijn evenals
Breda voor de Noodwetvoorziening en C.A.O.'s geplaatst in de
derde klasse.
(In Rijksbezoldigingsbesluit komen 3 klassen voor, voor de werk
lieden vier, de C.A.O.'s en Noodwet Ouderdomsvoorziening kennen
vijf klassen).
Gaarne geeft spreker toe, dat het voor een groot deel der bevol-